Dag 16. Een drukke dag in Wrangell St Elias
Het weerbericht verliest aan belang naarmate de vooruitzichten beter en stabieler lijken te worden. Toch een zeer korte update: het ziet er goed uit voor vandaag. Rond de bergtoppen met de gletsjers zitten een paar wolken maar verder lijkt niets ergerlijks te zien te zijn. Mijn hoofd ziet er wat geboebeld uit vanmorgen. De boebels jeuken niet te veel dus ga ik er niet veel over klagen maar ze tasten wel de esthetiek van mijn façade en mijn landingsstrook aan. Niet aan te doen en ik ben toch al van de straat. Ik was gisteren op de Thomson iets te laat met mijn repellent waardoor de muggen een paar rake aanvallen konden uitvoeren vooraleer de DEET zijn werk kon doen. We moeten de straat oversteken om bij de Salmon & Bear (waar we gisteren het avondeten hadden) te gaan ontbijten. Onze zorg was hoe aan een lunch op de gletsjer te geraken aangezien de "general store” pas om 9:00 uur open gaat en we om 8:30 opgepikt worden. Dat probleem is gauw opgelost wanneer we horen dat we ei, spek, pancakes met maple syrup standaard voorgeschoteld krijgen. We vragen dus een “box” nadat we ons buikje rond gegeten hebben en dat zal voor vanmiddag ruim volstaan. Alles (= de box, regenjassen, fleecejes, getten, handschoenen, buffs, enz.) verdwijnt in de rugzak die, ook mede door de 3 l water, toch behoorlijk wat begint te wegen.
Om 8:30 worden we opgepikt door Ben, van de St Elias Alpine guides, die ons naar hun bureau in Kennicott brengt. Hij zal ons vandaag, samen met 7 andere mensen, op de tocht naar de Root Glacier voorgaan. Daarna zal hij ook het bezoek aan de Kennicott mine mill leiden. We zullen elkaar vandaag dus veel zien. Gelukkig lijkt Ben een plezante kerel te zijn die misschien nog wat ervaring hier in Wrangell mist (het is zijn eerste zomer) maar dit compenseert met zijn uitbundigheid. Om 9:00 hebben we onze crampons gekregen, heeft iedereen wat eten voor vanmiddag, heeft iedereen een zonnebril en handschoenen bij de hand en kunnen we aan de tocht starten. Het begin van de tocht is vrij vlak (door Kennecott downtown) maar wordt vanaf de afsplitsing naar de gletsjer erg steil naar beneden. Ben helpt, als een echte gentleman, iedereen die het nodig denkt te hebben behouden naar beneden en geeft ondertussen ook uitleg over allerlei zaken die we onderweg zien. Zo wijst hij bijvoorbeeld op een groot stuk rots dat uit basalt en allerlei inclusies bestaat. Dit stuk rots komt blijkbaar via tektonische bewegingen vanuit Californië. We hebben geen reden om het niet te geloven.
Beneden aan de morene aangekomen is het moment van de crampons aangebroken. Het valt me niet mee om, gezeten op een puntige steen, met een volle rugzak , de crampons op mijn schoenen te bevestigen maar het lukt uiteindelijk toch. Na een korte introductie tot de basiskennis van crampologie stappen we het ijs op. Zowel bergop als bergaf verloopt alles vlotjes en ook de temperaturen vallen reuze mee (meer dan waarschijnlijk ook door het zonnetje dat meestal van de partij is). Ik heb al lang mijn dunne fleece uitgedaan en heb geen kou met alleen een T-shirt met lange mouwen. Pas wanneer we, rond 12:00, halt houden voor de picknick, doe ik mijn fleece weer aan. Ik doe dit meer om kou, door de bezwete T-shirt, te vermijden dan dat ik daadwerkelijk kou heb. We doen ons tegoed aan de inhoud van de meegebrachte box en krijgen van Ben nog de keuze tussen koffie, chocolademelk of cider. Om deze luxe te kunnen aanbieden heeft hij een waterkokertje meegebracht. Ondertussen blijft het zonnig met alleen wat wolken rond de bergtoppen.
Onze tocht over de gletsjer brengt ons tot aan een “moulin” (erg moeilijk uit te spreken voor Engelstaligen). Ben legt uit hoe men geen enkele kans heeft om uit zo’n moulin terug naar het Rijk der Levenden te keren. Na die uitleg nodigt hij ons uit op de rand van de moulin te gaan staan om de enorme diepte eens te bekijken. Iedereen doet het maar sommige met meer terughoudendheid dan anderen. Nadien is het tijd om een “blue pool” te bezoeken. De kleur van deze meertjes op de gletsjer is fascinerend maar net niet fascinerend genoeg om iemand van onze groep te motiveren om uit de kleren te gaan en “een frisse duik” te nemen. De kinderen van het Vlaamse gezin (van Kessel Lo) dat we gisteren ontmoetten waren wel moedig (gek?) genoeg om een duik te doen. Nadien beklimmen we een vrij steile helling die ons een prachtig uitzicht op de ijstrap geeft. Die “trap” is meer dan 2000 m verticaal omhoog. Niemand heeft die ooit beklommen omdat het risico van vallende ijs brokstukken (soms zo groot als een huis) te groot is. Deze ice staircase is de op een na grootste ter wereld (de grootste is op Mt Everest). Vanaf hier stappen we terug naar de plaats waar we begonnen zijn. Nu is het tijd om ze weer los te maken en de terugweg aan te vangen.
Voor ons is de dag echter nog niet ten einde (ondanks het feit dat de scherpste snee er al wat af is). We staan ook nog te boek voor een bezoek aan Kennicott in het algemeen en de 14 verdiepingen hoge “mine mill” (= maalinstallatie) in het bijzonder. Ben is opnieuw onze gids. Hij legt uit hoe prospectors in de jaren 1900 de streek ontdekten en hoe zij, op aanwijzingen van de lokale bevolking, deze kopermijnen ontdekten. De eigenlijke ontwikkeling gebeurde kort daarna toen Stephen Birch, met leningen van de Guggenheim en de JP Morgan families, de landrechten van de prospectors kocht. Tussen 1900 en 1920 ontwikkelde hij Kennecott tot een “stadje” dat uitsluitend rond de ontginning van kopererts draaide. McCarthy daarentegen ontwikkelde zich als de “ontspanningsplaats” voor de bewoners van Kennecott door alle wereldse plezieren (Drugs = alcohol, sex = dat kennen jullie wel en Rock & Roll = nog niet). Op zijn toppunt werkten in Kennecott tussen 300 tot 500 man in full three shifts aan de ontginning van het kopererts. Er waren toen al veel geïmporteerde arbeidskrachten van verschillende achtergronden, maar vooral van Japan en van Scandinavië. Het erts dat hier ontgonnen werd was erg rijk. Een vuistregel om te bepalen of ontginning rendabel is, is dat er 2% van de gezochte element moet aanwezig zijn. Hier bleek 80% koper in het erts aanwezig te zijn en was er bovendien ook nog zilver als bijproduct. Dit zilver was voldoende om de investering in Kennecott te betalen waardoor de 160 miljoen ton koper die hier gewonnen werd, pure winst was. Geen wonder dat Guggenheim een enorme kunstcollectie kon aanleggen. Nu is Kennecott nog een openlucht museum nadat het in de 50-er jaren opgegeven werd. In dit Bokrijk in Alaska speelde de 14 verdiepingen hoge verbrijzelaar een centrale rol. McCarthy is ook nu nog wat wereldser dan Kennecott met wat meer bars en restaurants die voornamelijk in de zomer bedrijvig zijn. Vanaf 15 september verlaten de toeristen, en de arbeid die ze veroorzaken, het stadje en blijven er maar 30 mensen over. In de winter valt er gemakkelijk 5 a 10 meter sneeuw, geen wonder dus dat hier niet veel mensen overwinteren.
Na de Glacier Tour en de Mill Tour zijn we tamelijk bekaf. Daar is maar één oplossing voor: een frisse pint die we vanavond nuttigen in de Potato in McCarthy. Na de pint volgt nog een lekker stukje zalm met een glaasje witte wijn van Californië en kunnen we ons aan onze blog zetten. Het nalezen is uitgesteld tot morgen want mijn compagnon de route is al "in haar boekje aan het lezen".
Van mij ook slaapwel
Dag 15: Van Valdez naar McCarthy (Wrangell St Elias NP)
Laat mij naar goede gewoonte beginnen met het weerbericht. Ik ben tamelijk vroeg wakker en zie door een spleetje in de gordijnen vrij zwak licht. Reden genoeg om mijn ogen nog een paar keer dicht te knijpen. Om 7:15 sta ik op om de zaak toch eens in detail te bekijken maar … er valt niets te bekijken want er hangt een dichte mist. Mist is niet fantastisch maar is beter dan miezeren en al zeker beter dan regen. Bovendien lijkt de mist dunner en dunner te worden naarmate we onze ochtendlijke plichtplegingen doen. De zon verschijnt zelfs tegen het moment dat we de Richardson highway opdraaien om Valdez te verlaten. We herinneren ons dat Duitse toeristen ons bij onze aankomst in Anchorage gezegd hebben dat we de overkant van de baai van Valdez eens moeten bezoeken. Capt. Drew heeft gisteren ook iets in die zin gezegd. Volgens hem moeten we de self guided tour van de zalmkwekerij absoluut doen. We gaan dus op zoek naar een weg die ons dat toelaat. Eerst zitten we richting het historische Valdez. Dit werd totaal vernield tijdens de Good Friday aardbeving van 1964. Die aardbeving was met 9.2 op de schaal van Richter de grootste in de geschiedenis van de USA en de derde grootste ooit gemeten (9.6 in Chili in 1960 en 9.3 in Phuket in 2004). Delen van Alaska kwamen tot 1.5 m omhoog terwijl andere evenveel lager gingen. Het hele stadje Valdez werd door de aardbeving en de tsunami van de kaart geveegd.
Uiteindelijk komen we na enkele experimenten die niet veel opbrengen toch via de Dayville Road aan de zalmkwekerij aan de overkant van de baai. Het zicht op de overkant (=waar de (nieuwe) haven van Valdez is) is spectaculair . Maar de geur aan de zalmkwekerij is minstens even spectaculair. Duizenden zalmen liggen dood op de kuststrook van de Solomon Gulch (= een bergriviertje dat zich hier in de baai van Valdez stort). De self guided tour is idd interessant al blijven we met veel vragen over de levenscyclus van de zalm zitten. Wat we zien is dat duizenden zalmen proberen over een trap in het water te springen. Velen zijn geroepen maar weinigen zijn uitverkoren. Bij hun springen worden ze bovendien aangevallen door meeuwen (en door beren, ‘s ochtends vroeg en ’s avonds laat, salmon à go-go of zoals ze hier zeggen: all you can eat) wat de zaak nog extra bemoeilijkt. De zalmen die erin slagen hoger in het bergriviertje te springen (of in de kwekerij als ze “omgeleid” worden) schieten daar kuit. De daaruit voortkomende kleine zalmpjes blijven ongeveer 1 jaar in zoetwater (in de rivier of in de kwekerij) waarna ze een jaar naar de oceaan trekken om dan te doen wat hun moeder deed … stroomopwaarts in een bergriviertje zwemmen, kuit schieten en …. Tot daar de les zalmologie. Nu verder de avonturen van P&G in Alaska.
De mist is nu praktisch helemaal verdwenen en we rijden opnieuw voorbij de watervallen in de Keystone canyon en over de Thomson pass. Door het zonnetje en de blauwe lucht ziet alles er zoveel beter uit dan twee dagen geleden toen het aan … het miezeren was. Aan de Thomson pass maken we het kleine wandelingetje dat we eergisteren van plan waren te doen. Het uitzicht is werkelijk fantastisch. Waar men gaat langs Alaska’s wegen komt men u de gletsjers tegen. Op de Thomson pass heeft men een panoramisch zicht op tientallen gletsjers waarvan ik de naam niet ken en mocht ik die kennen, dan zou dit toch niet belangrijk zijn. Op de bergtoppen lijkt wat verse sneeuw gevallen te zijn deze nacht, wat het geheel nog mooier maakt. We komen opnieuw de wegenwerken tegen maar deze keer hebben we meer geluk. De pilot car verschijnt reeds na een paar minuutjes en we kunnen dus quasi zonder tijdverlies verder richting Chitina. Files zijn hier in Alaska totaal onbestaand. Op de 33 miles van de Edgerton highway die ons naar Chitina brengen telt Gertrude 13 auto’s in de tegengestelde richting.
We zijn ruim op tijd op de luchthaven van Chitina (= een onverharde landingsstrook naast een kleine parking waarop buiten een vaste telefoon (GSM ontvangst is er niet) niets is. Netjes op tijd komen twee kleine Cessna’s aangevlogen waarin de 9 wachtende passagiers moeiteloos passen. Onze twee medereizigers hebben een zomerverblijf (en grond) in McCarthy en kennen de vlucht dus binnenste buiten. Ze moesten echter 6 weken geleden naar Palmer gebracht worden omwille van nierstenen. Initieel zitten de meeste bergtoppen in de wolken maar naarmate we verder in het nationaal park vliegen verdwijnen die wolken en komen enorme gletsjers tevoorschijn. De Root en de Kennicott Glacier zijn bij de grootste van de USA. David, de piloot, vliegt echter niet recht op recht naar McCarthy. Hij laat ons het hele spektakel van de gletsjers zien maar vliegt ook langs de gebouwen van de mijnen die nu verlaten zijn. Met een beetje doorzettingsvermogen geraken we in de komende dagen te voet tot bij die gebouwen. Iets wat de mijnwerkers tot midden de jaren ‘50 moesten doen. David toont ons ook blue pools en een “moulin” (= een rond verticaal gat in de gletsjer waarin zich een waterval stort) die een paar weken geleden ontstaan is. Fantastisch.
Op de luchthaven van McCarthy worden we opgewacht door een shuttle bus die ons naar ons hotel brengt. Hierbij worden we 100 jaar terug gekatapulteerd. We zullen 3 nachten in het Ma Johnson’s historic hotel logeren en dus in de sfeer van 100 jaar geleden ondergedompeld zijn (zie de foto’s die meer zeggen dan 1000 woorden). Ons kamertje is piepklein. We brachten alleen een rugzak mee maar het is zelfs niet eenvoudig de weinige spullen die in een rugzak pasten een plaatsje in onze kamer te geven. Niet getreurd, echter. Het hotelletje is netjes en stemmig. Wat moet een mens meer hebben? Eens geïnstalleerd willen we de elektronica die we mee hebben wat voeden. Dat lijkt niet zo eenvoudig aangezien er op de kamer geen stopcontact is. Alleen in de receptie zijn er stopcontacten. Dat was 100 jaar geleden geen probleem dus daar moeten we kunnen mee leven.
Een wandelingetje door downtown McCarthy is snel achter de rug, wat het voordeel heeft dat we rechtover de deur bij de Golden Saloon een frisse pint kunnen gaan drinken. Een babbel met een Vlaams gezin geeft goede aanwijzingen over de vestimentaire noden voor morgen op de gletsjer en dan zijn we klaar voor het avondeten bij Salmon & Bear (ook al schuin over de deur van Ma Johnson). Het menu voor de hoofdschotels is er erg beperkt: één soort zalm en twee soorten biefstuk. Dat vereenvoudigt de keuze. Morgen proberen we het andere restaurant dat McCarthy rijk is en dan kiezen we waar we onze laatste avond willen eten. Als dat geen plan is. Nu moeten we alleen nog morgenvroeg iets picknick-achtigs op de kop proberen tikken en we zijn “all set”
Slaapwel
Dag 14: Columbia Glacier cruise vanuit Valdez
Het weerbericht voor vandaag kan kort zijn. Men voorspelt op alle websites die we raadplegen regen en vrij koude temperaturen (49° … jammer genoeg Fahrenheit = 9.4°C). Gelukkig voor ons is het beter. Het regent niet wanneer we opstaan en wanneer we na het ontbijt buiten gaan voelt het warmer aan dan 10°C . Rond de bergen zitten wolken, maar de toppen en de gletsjers zijn zichtbaar. Samengevat: het is redelijk OK zeker wanneer men bedenkt dat deze voormiddag sowieso een beetje een verloren voormiddag was. De cruise naar de Columbia Glacier (en hopelijk wat wildlife op de weg daar naartoe of de weg terug) vertrekt maar om 14:30.
We gebruiken de “verloren voormiddag” om wat winkeltjes binnen te lopen, om proviand in te slaan, om een klein wandelingetje langs Dock Point te doen en om onze boarding pass voor deze namiddag op te halen. De dame die ons incheckt voor de cruise zegt dat het een perfecte dag is. De zee is kalm en de zichtbaarheid is goed want de wolken die hier tegen de bergen hangen zijn er niet boven de zee. Ze kunnen toch niet op twee plaatsen tegelijkertijd zijn? En dat het mogelijks regent. “Who cares? The animals don’t. That’s for sure” is haar argument. We zullen haar maar volgen in haar redenering en ons kleden met veel laagjes die we eventueel, in lijn met de ajuin principes, kunnen wegnemen als we te warm zouden hebben.
Om 14:30 zet de Valdez Spirit (een gloednieuwe catamaran die 145 personen kan meenemen maar vandaag maar 41 passagiers heeft) koers naar de Columbia Arm van de Prince William Sound. Aan het einde van de Columbia Arm ligt de … Columbia Glacier (= de tweede grootste getijdengletscher van Amerika). Vooraleer we daar naartoe gaan varen we eerst langs de terminal van de bijna 1300 km lange pijpleiding. Een middelgrote tanker (à la Exxon Valdez) ligt aangemeerd om gevuld te worden met ruwe aardolie die verder zal geraffineerd worden in Washington State of California. De kapitein legt ook het hele ongeval met de Exxon Valdez uit. Daarna varen we voorbij een groepje zeeotters, een kolonie zeeleeuwen, puffins, cormorants, murres, ... kortom niets dat we nog niet gezien hebben tot we plots een tiental berggeiten tegen de rotsflank zien. Die ontbraken nog in ons lijstje dat stilletjesaan volledig afgecheckt geraakt. Alleen een paar orka’s ontbreken nog op het appel … liefst terwijl ze aan het jagen zijn. Er zouden hier ongeveer 250 rondzwemmen dus misschien hebben we geluk maar deze tocht heet de Columbia Glacier tocht en niet de Orka viewing tour … Gletsjers hebben de neiging minder dynamisch te zijn dan orka’s en derhalve gemakkelijker te vinden.
Het mooie van deze tocht is de interactie met de kapitein. We mogen tijdens de hele vaart op gans het schip rondlopen inclusief in de stuurcabine. De kapitein geeft zo nu en dan aanwijzingen of wetenswaardigheden via de algemene geluidsinstallatie (die goed werkt) maar wat veel interessanter is, is de tijd gespendeerd in de stuurcabine waar de kapitein allerlei vragen beantwoordt. Ik zal jullie niet overladen met allerlei details, jullie moeten zelf maar eens komen meevaren met de Valdez Spirit en Kapitein Drew, maar één van de zaken die nieuw waren voor ons was zijn uitleg over gletsjers en hun terugtrekken en weer bijgroeien. Hij maakt duidelijk dat gletsjers nog veel geheimen hebben. Zo vertelt Capt. Drew bv over drie gletsjers hier in de buurt (die derhalve dezelfde uitwendige factoren als neerslag, temperatuur, enz. ondergaan) die elk op een andere manier evolueren. De een groeit, de andere stagneert en de laatste trekt zich terug. Glaciologie bestaat nog niet lang genoeg om langdurige fenomenen al te begrijpen. Feit is wel dat de Columbia gletsjer nu 14 miles voorbij zijn vroegere eindmorene (die 100 voet onder het wateroppervlak zit) ligt. We laveren tussen de ijsschotsen tot ongeveer 1 mijl voor het uiteinde van de gletsjer. Dat is zowat het dichtste dat hij ooit kunnen komen is (zonder in een Titanic scenario te vervallen). Deze morgen is de kapitein van het zusterschip van de Valdez Spirit niet dichter dan 5 mijl kunnen komen. Alles hangt af van hoeveel de gletsjer intussen afgekalfd is, van de getijden, van de windrichting, enz. enz.
Op de terugweg hopen we nog op orka’s maar die willen maar niet opdagen. Misschien werkt de afstandsbediening van Capt. Drew niet meer. De orka’s zullen voor een andere keer zijn want morgen trekken we weg van de zee het binnenland in en daarvan is geweten dat orka’s daar veel minder voorkomen.
Tot morgen, slaapwel
Dag 13; Sheep Mountain lodge (Matanuska) naar Valdez
Ik kan niet wachten om vandaag weerman te spelen. Al vanaf het eerste ogenblik dat ik mijn ogen opentrek heb ik de indruk dat het buiten vrij licht is. Piepen door de gordijnen bevestigt het vermoeden. De zon is van de partij. Zouden de Alaskaanse Armand Pienen er dan ook maar zo veel (weinig) van kennen als onze nationale Armand in de tijd deed? We weten het niet maar besluiten zo vlug mogelijk te ontbijten en op pad te gaan. Dat lukt niet zo best omdat we net na een paar families komen die blijkbaar hetzelfde dachten. Niet getreurd echter, we zetten ons om 9:15 in gang en het zonnetje staat er nog altijd. Wel zijn een paar wolkenbanden komen opzetten maar die zitten hoog en lijken niet boosaardig.
We rijden verder de Matanuska vallei in. De natuur is hier zeer mooi en weids. Uiteindelijk komen we op een soort hoogvlakte uit. Ik schat dat we hier zo’n 1000 meter hoog zitten. Dat blijkt zo ongeveer de boomgrens te zijn. Eén van onze metgezellen op de Kenai Fjord Odyssey heeft uitgelegd dat de boomgrens bepaald wordt door hoe hard het klimaat is. Hoe verder naar het Noorden (of het Zuiden) men gaat hoe lastiger de natuur het heeft en dus hoe lager de boomgrens is. Hij zelf woont in de buurt van Capital Reef NP in Utah waarvan ik me herinner dat er fruitbomen op bijna 3000 m hoogte stonden. Tot het tegendeel bewezen is zal ik zijn uitleg onthouden.
De Glen highway die we nu al bijna 200 miles volgen is op de groei gebouwd. Er zijn twee vakken (of drie waar het bergop gaat en men voorbijsteken wil mogelijk maken) à la Américaine (= breed zoals hier veel achterwerken zijn) met nog een pechstrook langs beide kanten. Dat is allemaal voor een paar auto’s per uur. Het is zo rustig dat ik midden op de highway kan gaan staan om rustig een fotootje te nemen. Op de E40 ga ik dit niet proberen. Wel zien we om de paar kilometer een brievenbus (of een paar brievenbussen gegroepeerd). Er moeten dus mensen wonen tussen al die bomen. Maar waar leven ze van? Of zijn het alleen maar zomerhuisjes? Met die bedenkingen komen we uiteindelijk in Glenallen aan. Ik verwacht een echt centrum aan te treffen. Glenallen is toch het kruispunt van twee highways (de Glen en de Richardson hwy) maar niets daarvan. Er is wel een medisch centrum, een bank, een rechtbank, een benzinestation, een “general store” en een Subway, maar slechts een paar “gewone huizen”. Die huizen zijn met moeite woningen te noemen. Soms hebben ze zoveel wrakken van auto’s, tractoren, caravans, RV’s, vrachtwagens, enz in de voor-, zij- en / of achtertuin dat ze maar met moeite van een autokerkhof te onderscheiden zijn.
We maken gebruik van de aanwezigheid van een Subway om een voet brood met ham, kaas, salade en tomaten te kopen. Ik denk dat ze bij Subway ons profiel al opgeslagen hebben ondanks de GDPR wetgeving. We plannen een picknick ergens verder richting Valdez want de weersvoorspelling klopt nog altijd niet. De zon is nog steeds van de partij, al dient gezegd dat de wolken ook steeds prominenter worden, zeker als we in de richting, die wij moeten nemen, kijken.
Net voorbij Glenallen hebben we een mooi zicht op de bergen van Wrangell St Elias NP. De hoogste hiervan is Mt. Blackburn en die is 5000 m hoog. We kijken er eens zeer aandachtig naar want wie weet zien we hem, wanneer we binnen een paar dagen naar Wrangell St Elias NP gaan, helemaal niet. Iets verder krijgen we weer eens te maken met wegenwerken. Opnieuw staat hier een brave borst met in zijn één hand een boterham en in zijn andere hand een “Stop / Go Slow” bord. Wij zijn de eerste 10 minuten in de file maar na 10 extra minuten zijn we met z'n drieën. Dan komt de pilot car eraan en kunnen we onze weg verder zetten. We zullen overmorgen, wanneer we dit stukje weg in de andere richting doen, met deze vertraging moeten rekening houden want we willen ons vliegtuigje naar McCarthy in Wrangell St Elias NP niet missen
Op zo’n 30 km voor Valdez zien we de Worthington Glacier. Er is een afslag naar een plaats vanwaar men over een geasfalteerd pad naar een uitzichtpunt kan wandelen. We hebben net de tijd om daarheen te gaan en terug te keren want dan begint het te regenen (echt regenen, niet miezeren). Dat betekent dat het tijd is om onze voet (van Subway) op te eten in de auto. Na de picknick is het opgehouden met miezeren en dus zetten we onze weg naar Valdez verder. Die weg loopt door de Keystone Canyon met quasi verticale rotswanden van een paar honderd meter hoog. Er komen verschillende watervallen van die hoogte naar beneden. Vooral de Bridal Veil en de Horsetail zijn spectaculair. Ze zijn, volgens Google, 600 feet hoog. Ik kan het niet meer nagaan want ik heb mijn Subway maatstaf opgegeten.
Dan komen we in Valdez, onze overnachtingsplaats voor vanavond en morgen. Jullie vragen jullie misschien af hoe een Spaans klinkende naam als Valdez hier in Alaska terechtgekomen is. De uitleg is simpel: de Spanjaarden zetten in 1790 een expeditie in het noordelijk deel van de Stille Oceaan op. Ze ontmoetten alleen inboorlingen (en geen Russen die er wel al waren en die ze waarschijnlijk wel als volwaardig zouden aanzien hebben) en stichtten eerst Cordova (meer ten zuiden van Valdez) en nadien Valdez als kolonies. Na een paar jaar dachten ze echter dat hier niet veel te rapen was en stonden ze dit gebied af aan de prille Verenigde Staten. De Russen hadden al sinds 1740 vestigingen in Alaska met de bedoeling handel in pelzen (vooral van zeeotters) te drijven. Die handel was vooral op basis van slavernij van de bevolking van de Aleuten. De Russen moesten echter, vanwege de moeilijke logistiek, beetje bij beetje de incursies van de Amerikanen dulden. Het orgelpunt hierop was de verkoop in 1867 door Rusland van Alaska (= zo groot als Spanje) aan de Amerikanen voor 7.2 Miljoen USD (in huidig geld 122 miljoen USD). Tot daar de geschiedenisles, nu over naar het milieu. Valdez is natuurlijk vooral bekend door het ongeluk met de Exxon Valdez in 1989. Toen liep deze tanker hier in de baai aan grond en vloeide 40’000 ton ruwe olie in zee waardoor 2100 km kustlijn vervuild werd (de hele Belgische kustlijn is 65 km).
Tot daar de lessen geschiedenis en milieu. Nu kunnen we weer overschakelen op ons verhaal. Door de regen op het moment dat we een tocht in de bergen voor Valdez gepland hadden, zijn we een tweetal uren vroeger dan voorzien in het hotel. Dat geeft Gertrude de kans alles wat we mogelijk nog willen dragen eens te wassen en geeft mij de kans de blog voor vandaag af te werken voor we bij de “Fat Mermaid” gaan eten. Een zalm en een heilbot schotel ronden tegen half negen de dag af waarna Gertrude een paar keer al de TV kanalen afloopt vooraleer het op te geven. Ze kan duidelijk niet kiezen tussen één van de vele religieuze kanalen en één van de politieke kanalen en blijft daarom hangen op een western van 50 jaar geleden.
Dag 12: Van Palmer naar Sheep Mountain Lodge (Matanuska Valley)
Zoals beloofd zal ik starten met het weerbericht. Geloof het of niet maar wanneer we deze morgen rond half acht onze ogen opentrekken zit de zon uit. Niet zo maar een waterzonnetje, maar een echte zon tegen een lucht die maar een paar wolken heeft. Om 9 uur zijn we met alles klaar en is het tijd om te vertrekken. Nu zijn er al wat meer wolken, maar de zon overheerst nog steeds.. We willen echter niet van een hoge toren blazen want het weer kan hier zeer snel veranderen en ook van plaats tot plaats veel verschillen. Voorlopig dus geen gemiezer waardoor ik erin geslaagd ben toch éénmaal het fameuze M-woord te laten vallen.
Na een hevige discussie tussen Mars en Venus over Oost en West rijden op de Glen highway nemen we de noordelijke richting omdat Gertrude er uiteindelijk in geslaagd is Valdez in de GPS van de auto te brengen … en dat is de bestemming voor morgenavond dus dan kan niet mislopen. Onderweg krijgen we een paar keer met een Alaskaanse “file” te maken. Een dergelijke file bestaat uit 5 à 10 auto’s die 5 à 10 minuten moeten wachten bij een manneke of een vrouwke dat de hele dag niets anders moet doen dan een bord met “Stop” langs de ene kant en “Go Slow” langs de andere kant te draaien. Hij of zij moet dit, iedere keer dat de “pilot car” hen bereikt, doen. De chauffeur van de “pilot car” moet de hele dag tussen de bordjes draaiers pendelen. Ook niet de boeiendste der jobs maar wel in een airconditioned omgeving en dus waarschijnlijk minstens één pay grade hoger dan de bordjes draaiers. Bij ons zet men gewoon aan beide kanten een verkeerslicht en zijn er drie werklozen meer.
Na 65 miles op een verkeersluwe autostrade komen we aan de Matanuska Glacier. Die is wel enigszins speciaal. Meestal kijkt men omhoog wil men een gletsjer zien maar hier ligt de gletsjer lager dan de weg. Wat een beetje tegensteekt is dat de gletsjer “economisch gemaximaliseerd” is. Men zou kunnen uitgebaat of uitgebuit zeggen. Men kan namelijk perfect te voet tot aan de gletsjer gaan maar men moet daarvoor inkom (of heet dit in de buitenlucht “uitkom”??) 25 USD betalen. Een rondleiding aan en op de gletsjer kan alleen met een gids en dat kost dan weer 150 USD. We hebben al een wandeling op de Root Glacier in McCarthy gepland dus laten we deze kelk aan ons voorbij gaan. Jammer voor de uitbaters of uitbuiters.
Rond de middag zijn we aan onze overnachtingsplaats: de Sheep Mountain Lodge. Die ligt een paar kilometer voorbij de Matanuska gletsjer. We kunnen maar vanaf 15:00 inchecken dus besluiten we iets licht te eten vooraleer we een toertje in de bergen achter de lodge doen. Er zijn door de lodge verschillende circuits uitgestippeld. Ik heb die vooraf tot één grote loop van een kleine 9 km samengesmolten. De weg is OK maar gaat een paar keer vrij steil omhoog om daarna weer steil naar beneden te gaan. Tijdens de wandeling is de zon nog steeds van de partij en is er nog steeds geen sprake van M&@#§!çà@#. Na onze wandeling kunnen we inchecken. De cabins in deze lodge zijn zeer ruim en bieden plaats aan twee queensize bedden, een volledig voor (minstens) vier ingerichte keuken, eethoek voor vier, een sofa voor drie (waarbij we ons afvragen waar de vierde moet zitten) en een ruime badkamer. Bij het inchecken wordt ons ook gezegd dat er een hot tub is. Na de wandeling leek het ons een goed idee om een half uurtje te gaan weken. Dit scherpt de appetijt aan waardoor we met graagte de inwendige mens gaan versterken. Gertrude doet dit met een rosemarijn geparfumeerd varkenshaasje en ik met een met sesamzaadjes op smaak gebrachte zalm filet. Het leven kan hard zijn, zeker als men bij dit nog een “hazy IPA” als start en een Chenin Blanc / Viognier als vervolg moet drinken.
Het is weer een mooie dag geweest … zonder gemiezer. Laat ons hopen dat het zo verder gaat.
Slaapwel
Dag 11: Een wandeltocht in Palmer
Laat mij starten met het beloofde weerbericht. Wat vannacht betreft heb ik geen idee want ik heb de hele nacht geslapen en Gertrude kan ook geen bijkomende inlichtingen verschaffen. Dat we beiden goed geslapen hebben is het goede nieuws. Het minder goede (maar niet onverwachte) nieuws is dat het er deze morgen erg grijs uitziet. Het weerbericht per uur van Accuweather geeft aan dat het gaat regenen om 14:00 en om 18:00. Het zal er dus op aan komen onze geplande wandeling voor 14:00 te voltooien. We hebben in onze B&B, zoals op de meeste plaatsen, een klein keukentje. Maar wat we hier hebben (en op de meeste plaatsen niet) is een zak met bagels, een stolp met allerlei grote en kleine muffins, Philadelphia en cheddar kaas, fruitsap, yoghurt, koffie en thee. Op die manier kunnen we zowel voor ons ontbijt als voor een middagsnack zorgen want waar we gaan wandelen is de kans op een frietkot erg klein.
Vandaag gaan we naar de Reed Lakes trail in het gebied van de Hatcher Pass. De Reed Lakes trail gaat langs een lower en een upper lake. Vooral de lower lake schijnt mooi te zijn … en is maar 10 kilometer vanaf de trailhead. We vinden relatief gemakkelijk de weg, enerzijds vanwege het kaartje dat we gisteren kregen en anderzijds met behulp van de wandel GPS. De auto GPS haalt nog altijd rare streken uit. Onderweg krijgen we een constante afwisseling van droog weer en miezeren (“miezeren” is waarschijnlijk het meest gebruikte woord in deze blog). Als we rond 10:00 aan de tocht beginnen is het 10°C wat OK is zolang het maar niet regent.
We beginnen echter met een tegenslag omdat we zonder veel naar de GPS te kijken een tamelijk brede weg volgen. Die weg loopt bijna parallel met het pad voor de Reed Lakes maar is niet juist. Het duurt een tijdje voor ik naar de GPS grijp en constateer dat we verkeerd zijn. Oh well, 1.4 km extra is ook het einde van de wereld niet. Het juiste pad is niet zo breed als de foute weg maar toch ook nog tamelijk breed en zeer goed onderhouden. We zien ook om de paar meter “zijpaadjes” die door de struiken gaan. We hebben gehoord dat midden augustus het hoogseizoen voor de blueberries (= blauwe bosbessen) is en dus kunnen de zijpaadjes ofwel door mensen of door beren veroorzaakt zijn. Onder beide scenario's zijn de blueberries de pineut want eindigen zij in een hoop &@#§!&. Ik zie op het pad zo nu en dan een spoor dat niet van een paar schoenen afkomstig is. Deze sporen zijn ofwel van een zeer grote hond ofwel van een vrij kleine beer. Hopelijk komen we het niet te weten.
Na een paar km wordt het paadje smaller en krijgt het meer karakter (= steiler en bezaaid met grotere rotsblokken). Als beloning voor de steeds grotere inspanning krijgen we een steeds wijdser zicht op de vallei. Wat die gletsjers tienduizend jaar geleden aangericht hebben tart de verbeelding. Op zo’n 2 à 3 km van de bestemming geraken we aan de babbel met een groepje dat aan de Upper Lake gekampeerd heeft. Zij zeggen dat de Lower Lake het mooist is, maar dat we eerst nog over een patch met boulders moeten voor het easy going wordt. Rond 12:30 zijn we ongeveer 500 m van de Lower Lake en hebben we de patch met boulders (met enige moeite) overwonnen maar dan begint nog maar onze miserie. Na de boulders gaat het “pad”, of wat ervoor doorgaat, zeer steil bergop en is het bijna onbestaande paadje spekglad door het continu miezeren en door de mensen die ons voorgingen en weggleden. Gertrude valt een eerste keer met als resultaat dat haar broek vol modder hangt. Binnen de paar minuten valt ze nog een tweede keer met als resultaat dat haar broek nog voller met modder hangt en dat nu ook nog haar regenjas besmeurd is. Daarmee is de maat vol en we besluiten de Lower Lake te laten voor wat ze is (een grote plas water) en de boulders een tweede keer (maar nu in de andere richting) over te steken. Hierdoor behoudt Jezus het record van aantal keer vallen in een kort tijdsbestek. Hij deed het driemaal tijdens zijn kruisweg terwijl Gertrude maar tweemaal tijdens haar kruisweg viel. We hopen dat Hij zijn record behoudt.
Op de terugweg vinden we in de buurt van een verlaten beverburcht / dam een geschikt plaatsje om de picknick te verorberen. Daarna kunnen we verder naar beneden en komen we meer en meer mensen tegen. Dat het zondagmiddag is kan niet de enige verklaring zijn en al zeker niet voor het feit dat ze allemaal plastic containers van verschillende groottes bij hebben. De verklaring is dat ze in familiaal verband blueberries komen plukken. Tegen deze hordes is geen beer opgewassen. We slaan een babbel met zo’n familie en die leggen alles wat de blueberry pluk betreft van naaldje tot draadje uit. Met die wetenschap rijden we terug naar onze B&B waar we zowel onszelf als onze bemodderde kleren wassen en dan een vroeg diner (à l’Américaine) plannen want we hebben allebei al serieuze honger. Deze keer is The Ale House onze bestemming omdat ik weet dat ze daar naast koffie, thee, water, Cola, en melk ook 44 bieren van het vat hebben. Ik krijg een lijstje waarop geen enkel bier staat waarvan ik de naam herken. De dienster is echter vol goede wil en brengt me twee staaltjes van bieren waarvan zij denkt dat ik ze lekker zal vinden. “No Woman no Cryo” is een zeer troebel biertje van 7% van een brouwerij in Girdwood (had ik dat geweten) en is een schot in de roos. Dit past perfect bij mijn burrito terwijl Gertrude gelukkig is met haar appelsap bij haar Quesadilla;
Na onze Tex Mex avond is het nog maar 18:30 en heb ik een zee van tijd voor de blog en voor een partijtje pool. In de eerste ronde krijg ik royaal op mijn tjoepe dus moet ik nogmaals proberen te winnen. Dat lukt en daar houden we het op zodat niemand wint noch verliest. Nu kunnen we nog naar het VRT nieuws kijken, van de zoveelste overwinning van de Gantoise genieten, nog wat lezen en dan dromen van zon in de Matanuska Vallei die morgen op het programma staat.
Dag 10: Knik River (Alaska Glacier Lodge) naar Palmer (Alaska Harvest B&B)
Ten eerste wil ik over de toestand van het weer rapporteren. Dit begint een traditie te worden maar het is niet ongewoon om veel over het weer te spreken wanneer het weer zo onvoorspelbaar is als hier. Mocht ik een blog vanuit Spanje schrijven, dan zou ik niet iedere dag beginnen met “De zon schijnt vandaag”. Daar is het stabiel, hier niet en dus blijft de hoop dat het weer zich, ten goede, zal keren en blijven we dus dagelijks rapporteren. Ik heb vannacht horen druppelen maar ik heb goed geslapen en heb dus geen idee of het lang of hard geregend heeft. Ik zie alleen dat het buiten nat ligt en dat het nog een klein beetje miezert.
Ten tweede wil ik over de staat van onze gezondheid rapporteren. Die is, op uitzondering van de muggensteken, goed. Eén helft van ons echtpaar weet zelfs niet meer waar de muggensteken waren. De andere helft (er wordt geen prijs gegeven aan diegene die weet welke helft van het echtpaar wel nog weet waar de muggensteken waren) heeft op de rug en de armen maar weinig last van jeuk. Op het hele hoofd (zowel op de landingsstrook alsin het schaarse haar) daarentegen staan tussen de 10 en 20 jeukende bobbels. We zien wel wanneer die verdwenen zijn. In ieder geval ga ik niet meer naar Reflection Lake, daarvoor heb ik geen “second reflection” nodig. Misschien komt de naam van het meer daarvan en niet van de betekenis “weerspiegeling”
Na ons ontbijt (een soort scones met “gravy” (een soort dikke champignonsaus) en nog wat ei en worst) zijn we klaar voor de bootexcursie naar de Knik Glacier. Het is ondertussen weer begonnen en weer gestopt met miezeren. We hebben gisteren op weg naar de lodge gekeken waar we voor de excursie moesten zijn en het vertrekpunt vinden zou dus geen probleem mogen zijn. We willen niet hetzelfde tegenkomen als met de Berenexcursie. Toen verschenen we een half uur te laat op de briefing. Nochtans dreigt nu weer hetzelfde te gebeuren omdat we de afslag naar de vertrekplaats missen (lang de kant waarvan we deze morgen komen hangt geen plaatje). Uiteindelijk komt alles op zijn pootjes terecht en zijn we toch nog op tijd om van de gids een dikke overjas te krijgen. We hebben drie laagjes aan maar dat is volgens hem niet genoeg om de boottocht met succes (en zonder kou te lijden) te doorstaan. Het eerste deel van de expeditie is een 4 mile rit met een grote tweedehands legertruck. Die kan zonder problemen over de losse rotsen langs de oever van de Knik rivier rijden en ondertussen ook de beddingen van zijrivieren oversteken. Na een tijdje achteraan op de truck moeten we afstappen (gelukkig is een ladder voorzien om in en uit het gevaarte te kruipen) en moeten we in twee speedboten overstappen. Die brengen ons tot aan de plaats waar de gletsjer continu in de rivier afkalft. De gids weet te vertellen dat hij hier al 25 jaar werkt en dat de gletsjer in die tijd al 1 mijl teruggetrokken is. De gids legt ook allerhande andere zaken uit. B.V. hoe de ijsschotsen omdraaien (wanneer hun lichtblauwe onderkant lichter is dan de bovenkant); en hoe de ijsschotsen in het water sneller afsmelten dan in de lucht (die nochtans warmer is dan het water) en hoe de lichtblauwe kleur ontstaat. enz. enz.. We worden aan de kant van de morene afgezet en mogen gedurende een uurtje rondlopen. Bij iedere paar meter langs het pad krijgen we weer een ander perspectief op de gletsjer. Toch wel erg fascinerend. Tijdens het uurtje rondlopen krijgen we een afwisseling van lichte regen tot miezeren, over droog tot zelfs een sprietje (water)zon. Bij dit laatste voeren we snel een zonnedans uit maar die is slecht uitgevoerd of verkeerd geïnterpreteerd waardoor we weer regen krijgen. We besluiten derhalve onze dansmoves achterwege te laten. Na een uurtje flink rondgelopen te hebben krijgen we, in het tentje dat de organisatie daar geïnstalleerd heeft, een warme chocomelk of koffie en wat versnaperingen.
Daarna is het tijd om terug naar de bewoonde wereld te trekken. Terwijl dat allemaal gebeurt, zit ik te bedenken dat we tot nu zeer zeker nog geen al te best weer gehad hebben maar dat we eigenlijk omwille van het weer nog niets echt moeten laten hebben. Positief blijven is de boodschap.
Om 1;30 zijn we terug in Basecamp en kunnen we op weg naar onze volgende overnachtingsplaats 30 km verderop, maar nog steeds in Palmer. Palmer is dan ook een vrij grote gemeente in een grote staat (Alaska is dan ook de grootste staat van de USA en even groot als Spanje). Die 30 km afleggen duurt wel iets langer dan gedacht omdat we één afslag missen en daarom de beschrijving niet meer kunnen volgen. Bovendien werkt de GPS in de auto niet goed. Als Gertrude bv. Alaska Street ingeeft stuurt de GPS ons naar Connecticut, zo'n slordige 4500 miles van hier. Daar hebben we ook niet veel aan. Google Maps willen we ook niet gebruiken omdat we schrik hebben dat we de roaming gaan vergeten af te zetten. We doen het dus the old fashioned way, door met een kaartje te werken en mensen aan te spreken. Dat lukt ook, zij het minder vlot dan met de hulp van moderne technologie.
De B&B waar de deze en de volgende nacht in verblijven is van de bovenste plank. We krijgen de hele beneden verdieping ter onzer beschikking. Die behelst een slaapkamer, een badkamer, een Fox Hole (= drie stapelbedden), een zitkamer (met een éénzit, een tweezit en een driezit en een dubbele poef … allemaal op Amerikaanse achterwerken berekend) en een pooltafel voor het geval dat we niet meer zouden weten wat gedaan. Het oorspronkelijke plan was om deze namiddag nog een korte wandeling in de bergen rond de Hatcher pass te doen maar daarvoor is het nu al wat te laat en bovendien is het weer weliswaar beter geworden maar toch betrouwen we het niet 100%. In plaats daarvan gebruiken we de tijd om naar Tom te bellen. Het is zijn verjaardag vandaag en we bellen hem terwijl hij met zijn gezin in een Japanse trein zit. We kunnen van de gelegenheid gebruikmaken om hem jaloers te maken door te zeggen dat het bij ons maar 13°C is.
We zijn van plan te gaan eten in The Ale House. Dat klinkt veelbelovend en ik verheug me al op een frisse pint. Wanneer we het Ale House vinden blijkt daar iets speciaals aan de gang te zijn. De hele buurt staat vol trucks (gewone auto’s zijn hier nauwelijks te vinden) en de tuin van the Ale House zit vol mensen met eten en drinken om van het restaurant binnen nog niet te spreken. We besloten dan maar voor Plan B te gaan. Dat is het Palmer Hotel waaraan een 24/7 restaurant verbonden is. De kaart is er een die, wijlen, Paul Bocuse continu doet omdraaien in zijn graf. Het ergste moest echter nog komen:: het is pas als we aan het bestellen zijn dat ik me realiseer dat ik als drank de keuze heb tussen water, koffie, thee, cola en … melk. Ik hou het, met pijn in het hart, op water van Alaska van jaargang 2023 en beloof mezelf dat ik morgen een frisse pint krijg. Ik hou jullie op de hoogte van de pint, het weer en van andere avonturen
Slaapwel
Dag 9: Van Seward naar Knik River
Rond half zeven werd ik wakker met het getik van regendruppeltjes op de ramen. Wanneer ik dan uiteindelijk uit mijn bed kruip zie ik dat alles nat ligt maar dat het hooguit wat miezert. Dat was niet voorspeld. Op de verschillende weerwebsites die we in het oog houden was voor vandaag een bewolkte lucht met nu en dan zon voorspeld. Geen regen. Enfin, we laten het niet aan ons hart komen omdat we weten dat de voorspellingen van verschillende websites uiteen durven lopen en dat het niet helpt de voorspelling met de meeste zon (of beter gezegd die met de minste regen) voor waar te nemen. We zijn al gelukkig dat het niet regent terwijl we naar de Lighthouse bakery en de Subway gaan. Rond 9 uur is alles gepakt en gezakt en zetten we koers naar het noorden, richting Portage Glacier. Ik heb namelijk ergens gelezen dat er een interessant visitor center is.
Op weg daar naartoe komen we het eerste wildlife tegen. Een zwarte hond die op zijn dooie gemak de straat oversteekt zoals ook een zwarte beer dat zou gedaan hebben. Ondertussen komen steeds maar meer blauwe plekken in de lucht. Zou de weersvoorspelling dan toch gelijk krijgen? Hopelijk wel … voor vandaag toch. Voor de rest van de vakantie wordt nog veel regen voorspeld. Die voorspellingen zouden dus best fout zijn.
Op weg naar Portage Glacier valt ons plots nog een andere karakteristiek van Alaska op. We hebben het al over “ongereptheid” gehad en dachten dan vooral aan ongeschonden natuur omdat er geen huizen en frietkoten staan. Nu komt daar nog een connotatie bij. Het valt namelijk op dat er geen vuil langs de wegen ligt. Men ziet hier nergens een weggeworpen flesje water of een blikje frisdrank of bier of een lege zak chips. Zou dat mogelijks iets te maken hebben met de potentiële boete van 1000 USD in geval van littering? Wij denken van wel maar onze overheid prefereert het probleem van zwerfvuil met de wortel aan te pakken misschien omdat de stok electoraal niet zo populair is.
Wanneer we in de buurt van de Portage glacier aangekomen zijn, is al het blauw uit de lucht verdwenen en zit de hele lucht vol met 49 grijsschakeringen. Wanneer we het centrum binnen stappen is het lichtjes aan het miezeren maar, 10 minuten later, wanneer we weer buiten komen, is het (voor de eerste keer sinds we in Alaska toegekomen zijn) echt aan het regenen. We besluiten daarom geen excursie vanuit het Portage Glacier visitor center te doen en gewoon verder te rijden naar ons hotel aan de boorden van de Knik River ten noordoosten van Anchorage. Op de 100 m van het centrum tot de openbare parking prijzen we ons gelukkig dat we ons regenjassen en bergschoenen aan hebben maar onze broeken worden kletsnat. Dat is voldoende om ons te motiveren in Anchorage op zoek te gaan naar regenbroeken. We zoeken dus een outdoorwinkel.
Ik heb vanop de autostrade een “Sportsman Warehouse” gezien. Na wat heen en weer gerij komen we waar we moeten zijn om ons door één van de verkopers te laten vertellen dat ze, omwille van het aanhoudende slechte weer deze zomer, het hele seizoen al met tekorten aan regenuitrustingen te kampen gehad hebben. Hij verwijst ons naar Cabalo’s (een sportzaak nog 10 x groter dan de Sportman’s Warehouse). Daar hebben ze inderdaad regenbroeken maar er scheelt altijd wel iets aan; ofwel zijn ze te zwaar om over nog een broek te dragen, ofwel kan men de broek niet aantrekken zonder de schoenen uit te doen, ofwel is de maat niet goed, ….
Enfin, we vinden niet wat we denken nodig te hebben en rijden onverrichter zake verder naar Ekluta. Dit is nog zo’n historisch (= Russisch orthodox) stadje zoals Ninilchik. Het kerkje is het enige dat nog goed onderhouden lijkt. Het kerkhof is al een beetje minder onderhouden en de huisjes rond de kerk al helemaal niet. De huisjes die leeg staan zijn scheefgezakt en de huisjes die nog bewoond worden, zijn ook scheefgezakt. Van Eklutna gaat het een paar kilometer verder tot aan het “Reflection lake”. Dit is een korte wandeling rond een meertje vanwaar mooie weerspiegelingen van de omliggende bergen te zien zijn. Wat ik moeten weten had, was dat meertjes in noordelijk gelegen gebieden alom bekend staan om hun grote aantallen muggen. Ik had wel een lange broek en een T-shirt met lange mouwen aan, maar dat hield die ambetanteriken niet tegen. Bij honderden (letterlijk) vielen ze ons aan waarbij zelfs Gertrude niet gespaard bleef. Zonder overdrijven (dat doe ik zelden of nooit) mep ik gedurende het wandelingetje minstens 50 muggen naar de eeuwige steekvelden. Van die 50 lieten er minstens de helft bloedsporen na op mijn handen wat erop wijst dat mijn mep te laat kwam. Gertrude heeft vanavond enkel op mijn rug een dertigtal muggenbeten geteld. Ik kom dus, als ik de muggenbeten op andere lichaamsdelen (bv de landingsstrip op mijn hoofd, mijn armen, enz) ook in rekening breng, dicht bij het weinig benijdenswaardige record dat ik de Canadese Rockies vestigde. Gelukkig is de jeuk vrij snel afgenomen. Ik hoop dat het vannacht verder die weg opgaat.
Na deze beproeving rijden we naar ons hotel. Dat ligt aan het einde van de weg die langs de Knik rivier aangeschurkt tegen de bergen. Het hotel beschikt over een mooi terras en er staat een mooi zonnetje dus besluiten we hiervan te profiteren terwijl het kan. Wie weet wat voor een weer we morgen voorgeschoteld krijgen. Morgen trekken we met een organisatie verder stroomopwaarts tot aan de Knik Glacier. Men kan ook vanuit ons hotel helikoptervluchten naar de Knik gletsjer maken maar dat doen we niet omdat we in St Elias Wrangell NP al op de Root Glacier gaan stappen. Eén keer op één reis zou moeten volstaan. Na de frisse pint en de installatie in onze cabin eten we in het restaurant van het hotel twee tamelijk ongewone gerechten: Gertrude bestelt medaillons van rendier en ik neem een burger van bison. Het smaakt lekker wat weer eens bewijst dat men voor alles moet openstaan. Nu maar hopen dat we er goed zullen van slapen en dat de muggenbeten ons niet te veel vervelen.
Slaapwel