Dag 6: Serviès naar Saint Gervais sur Mare (15.7 km en 330 hm)
Al met al goed geslapen zij het met twee onderbrekingen. De eerste gans in het begin van de nacht omdat ik het wat frisjes vond met alleen mijn “sac a viande” en een dekentje. Ik heb lang liggen twijfelen of ik uit mijn sac ging kruipen om een tweede dekentje te nemen. Het namelijk allesbehalve simpel om uit en weer in zo’n sac te kruipen. Men moet een halve Houdini zijn. Bovendien heeft de elektrieker die de installatie gedaan heeft er niet aan gedacht een schakelaar dicht bij het bed te plaatsen waardoor Houdini alles in het donker moet doen. De tweede onderbreking had ook weer met de temperatuur te maken. Deze keer werd ik nat van het zweet wakker. Reden: twee dekentjes maar ook het feit dat de matras in een plastiek omhulsel zit. Dat is proper maar ook vocht ondoorlatend. Enfin voor 47 € kan men niet alles willen als men weet dat ik daarvoor slaping, avondeten, ontbijt , picknick en 3 pintjes gekregen heb. Na het rugzak vullen moest ik voor die prijs wel nog zelf de afwas doen maar diegenen die me goed kennen weten dat ik geen onnodige vaat vuil maak, dus dat viel nog mee. Bovendien was ik niet erg gehaast want vandaag staat de kortste etappe van de tocht geprogrammeerd. Dus Pollé, Pollé.
Om 9:30 trek ik de deur van 1664 (ja juist, hetzelfde jaar dat Kronenbourg het levenslicht zag) achter mij dicht om weer eens op stap te gaan en opnieuw gebeurt dit onder een stralend zonnetje. Ik heb als picknick alleen de (zeer grote) croque monsieur mee en heb de pasta salade in de frigo achtergelaten. Niet alleen omdat het te veel woog, niet alleen omdat ik schrik had dat het pastiek potje het zou begeven en alle pasta over mijn kleren zou gaan, zelfs niet omdat er ansjovisfilets bij zaten maar gewoon omdat het veel te veel was. En wat moest ik er dan mee doen? Nu kan misschien de een of andere stapper er zijn gading mee vinden.
De gite wordt niet alleen door stappers gebruikt maar ook door dames die te paard de streek doorkruisen (zei de dame van de gite met de neus in de lucht) en zelfs door speleologen die de streek verkennen. De grote meerderheid zijn echter stappers maar de bezetting van de gite is tamelijk matig omdat de gite niet op de GR ligt en men dus van 800 m naar 500 m moet afdalen om ’s anderendaags weer naar 800 m te klefferen. De meesten proberen dit te vermijden. Ik ook, maar er was in andere herbergen geen plaats meer voor mij.
Onder het stappen in een rustige omgeving zonder veel spectaculaire zaken komen gedachten op en ik loop me dus af te vragen welke mensen in Servies wonen (ik heb niemand onder de pensioengerechtigde leeftijd gezien) en wat ze hele dagen doen (buiten de tijd zien voorbij tikken). Er is in Serviès niets, geen bakker, geen beenhouwer, geen cinema, geen bar, en ga zo maar door. Mij lijkt zo’n dorpje een rust - en verzorgingsinstelling waar ieder kamer hier een huisje is maar dan wel zonder verzorgers. En dat is niet alleen in Serviès het geval maar in veel dorpjes in Frankrijk en in gans Europa. Werkgelegenheid is er voor jonge mensen niet buiten misschien een klein beetje landbouw / houtvesterij. Misschien is het tourisme een oplossing en dat is wat het departement hier probeert met deze gite maar de verantwoordelijke is ook een gepensioneerde dame!
Gedurende het anderhalf uur dat ik op de weg van Serviès naar de col stap rijdt me één auto voorbij. De chauffeur is dusdanig geschrokken dat hij vertraagt, zijn venstertje opent en “Bonjours” roept. Ja, van een grote drukte kan men hier niet spreken. Hier niet maar ook gisteren niet. Gisteren heb ik tussen Pont d’Orb en Serviès helemaal niemand gezien en de dag daarvoor heb ik alleen Tattoo-man gezien. Als men dat vergelijkt met Le Puy naar Coques of al zeker met de Camino Frances, die over de jaren een autostrade geworden is, dan is het verschil enorm.
In Mècle (na ongeveer 9 km) moet ik door een paar smalle straatjes. In één van die straatjes heeft iemand die aan zijn huis aan het werken is een klein bulldozertje geparkeerd. Ik kan er alleen maar door na mijn rugzak uitgedaan te hebben. De man komt net op dat moment, samen met zijn zoontje, aan en excuseert zich uitvoerig. Zij zijn de twee eerste levende zielen na de col en dus onstaat een gesprekje. Het zoontje wil weten waar ik zo naartoe ga en wanneer ik Toulouse antwoord zegt hij “Eh bien, vous n’êtes pas encore arrivé”. Dat weten we dan ook weer, al had ik wel al een vermoeden!
Kort voor St Gervais hoor ik plots geritsel achter mij. Ik denk eerst aan een everzwijn maar bij nader inzien blijkt het een stapper (of eerder een loper?) te zijn. Hij nadert razensnel, steekt me voorbij, zegt bonjours en is binnen de twee minuten weer uit het zicht verdwenen. Hij ziet er nochtans ook niet meer van de jongsten uit (maar jonger dan mij), hij heeft ook een rugzak mee (maar kleiner dan de mijne). Enfin, ik moet toegeven dat hij een veel betere conditie heeft dan mij want hij stapt zeker 6 km per uur en ik hooguit de helft. Misschien wil hij vanavond nog ergens zijn of misschien wil hij gewoon mij impressioneren. In dat geval is hij gelukt. Een beetje verder wijk ik af van de GR om de ruines van het kasteel van Neyran te bezoeken. Erg veel is er niet te zien buiten het uitzicht op Saint Gervais. Ik loop nog altijd aan die rappe stapper te denken en bedenk dat hij wel een betere conditie heeft maar heeft hij die ruines bezocht of zelfs maar gezien? Ik wel. Of heeft hij 6 lieve kleinkinderen? Ik wel. Ahha, daar moet hij Dolf onderspitten.
Saint Gervais is een mooi stadje. Het begint al met een mooie, middeleeuwse boogbrug over de Mare. Over de brug komt men in een wirwar van smalle straatjes waar de koelte opvalt na wat toch weer een warme dag geweest is. Ik geraak aan de babbel met iemand die me vraagt waar ik morgen naartoe ga. Wanneer ik Murat zegt wenst hij me veel moed want de col is steil zegt hij … maar nadien wordt het veel makkelijker. Dit sterkt me in het idee dat ik misschien een manier moet vinden om de moeilijkste etappe van de hele tocht wat vriendelijker te maken. Ik besluit eerst in te checken en dan de zaken eens te bestuderen. L’Ortensia is een zeer mooi hotel een beetje boven St Gervais. Een schril contrast met de gite van gisteren. Hier kan ik mijn croque monsieur opeten met een pintje (dat smaakt beter dan met water). Men heeft hier ook een magische douche die me volledig opknapt. Nadien ga ik naar La Maison Cevenolle waar men me goede ideeen geeft over hoe ik de etappe van morgen zou kunnen makkelijker maken.
Tijdens het aperitief kan ik aan de blog van vandaag werken en mijn keuze uit de mooie menukaart maken. De blog zal ik straks posten (na die nagelezen te hebben) en het avondeten zal ik zeer lekker vinden want ik heb meer dan een klein hongertje. Het eten is erg lekker met eerst een mollet d’oeuf met wilde champignons, daarna een witte vis met een sausje op basis van grijze garnalen en tot slot een kaaschotel. Daar zal van nagenieten in een bedje op de juiste temperatuur met lakens boven en onder. Slaapwel
Dag 4: Soumont naar Joncels (27.a km, 828 hm)
Ik ben vannacht weer laat gaan slapen omdat ik na de blog nog naar Sports Late Night wou kijken. Om de Gantoise met 10 man te zien winnen moet men iets over hebben, nietwaar? Dat de nacht kort is doet er niet toe wanneer men maar goed slaapt, en dat is het geval. Misschien omwille van de zijden sac à viande, of misschien door de halve fles Cotes du Rhone, of omdat ik bij Gentenaars slaap. Hoe dan ook, ik wordt rond 6 uur wakker waardoor ik de wekker deze keer met een straatlengte klop. Ik wil vandaag vroeg vertrekken want vandaag staat de tot nu toe langse etappe met veel hoogte meters geprogrammeerd. Ik heb gisteren al met Tom Gysel (de eigenaar van de gite afgerekend (50 € voor de overnachting en alles wat ze voor mij gekocht hebben voor gisteren avond en deze morgen … en dan wou Tom me nog 10 € teruggeven. Ik eet niet veel van het ontbijt en zeg Veerle wanneer ik afscheid neem dat ik alles voor hen achter laat ook de halve fles wijn. Meenemen is te zwaar en uitdrinken is te vroeg. Tom zal zich moeten opofferen.
Om 7:45 beginnen we te stappen. Het is nog frisjes (10 à 12 ° C, schat ik) maar het zonnetje komt al piepen en er is zelfs geen half wolkje te zien. Het gaat constant naar beneden waardoor ik na een uurtje in Lodève sta. Dat is een klein stadje waardoor het makkelijk is hier inkopen te doen. Eerst ga ik naar de apotheek om het grootst mogelijke formaat van Compeed te kopen. Voor zeer grote blaren raadt de apothekeres aan een speciaal pansement van de firma van Compeed te kopen. In één verakking zitten 10 vellen van 6 bij 11 cm. Dat zou moeten volstaan. Daarna ga ik nog een sandwich kopen en dan zijn we gesteld om de vallei waarin Lodève ligt uit te klefferen. Jammer genoeg stemmen de GR signalisatietekens weer niet overeen met het traject dat downloade. Ik kies op basis van de ervaringen van de voorbije dagen voor de rood / witte streepjes. Dat betekent dat men goed uit zijn doppen moet kijken want één teken missen kan heel wat tijdsverlies meebrengen. Het duurt ongeveer 1 uur om weer op het niveau van Soumont te komen … maar dan aan de andere kant van de vallei. Hier kan ik ook vaststellen dat de GR bordjes weer overeenstemmen met de GPS informatie.
Op die plaats laat men het bos achter zich en moet ik via een strada biancha een vrij kale berg op. Die strada bianccha werd waarschijnlijk aangelegd om de hoogspanningslijn te kontrueren en te onderhouden. Het gevolg is dat het stappen vrij vlotjes verloopt (= een egaal en niet al te stevig stijgingspercentage is goed voor de adem) maar is ook tamelijk saai. Gelukkig zijn de zichten over de omgeving spectaculair. Een dikke 4 uur na vertrek realiseer ik me dat ik nog niemand gezien heb. Ik heb nog maar net die bedenking gemaakt of ik hoor iemand achter mij komen. Een “stevig gebouwde” jongeman in bloot bovenlijf ( als men de borstbrede en nek to navel hoge tattoo niet als alternatieve kleren beschouwt). De jongeman vraagt me of ik ook naar Lodève ga. Als ik zeg dat ik daarvan kom is zijn enige reactie “ah, mince” en keert hij terug om na 1 minuut weer van gedacht te veranderen. Hij zegt dat hij gaat stappen tot hij een echte weg tegenkomt waar hij naar Lodève kan liften. Dat is voor allemaal OK . Mijn prioriteit ligt bij het vinden van een schaduwrijk plaatsje waar men makkelijk kan zitten terwijl men het uitzicht kan bewonderen. Dat laatste is geen probleem want die uitzichten liggen hier om iedere hoek. Schaduw vinden met een bankje of zelfs met een paar grote stenen is echter een ander paar mouwen. Uiteindelijk lukt het toch enigszins en kan ik een deel van de sandwich opeten. Hij is ten eerste veel te groot en ten tweede veel eten met deze hitte wanneer nog 18 km moet afgelegd worden is waarschijnlijk niet het allerbeste idee. Ik eet wel nog een Lu koekje maar door alle suiker plakt dit de hele mond toe. Gelukkig heb ik deze morgen 3 l water meegenomen.
Rond 13:00 sta ik op een col van 865 m. Ik hoop dat dit het dak van dag zal zijn want ik vind dat ik voldoende naar boven en naar beneden gestapt ben. Een col die zichzelf respecteert heeft een opgaande en een afdalende kant. Het gaat idd naar beneden maar daar moet men ook niet overdrijven. Al de hoogtemeters die we vandaag naar beneden gaan moeten we morgen in het zweet onzer aanschijns terugverdienen. Het GR pad gaat enthousiast naar beneden maar doet me langs de weg over een 200 m supersteil weer omhoog klimmen. Op dat moment heb ik nog 10 km te stappen. Dat breekt bij mij de veer die dan ook onmiddellijk in mijn schoenen zakt … of zoiets. Uit mijn schoenen stijgt de approach van Mr Tattoo op. Eigenlijk is het nog niet zo’n slecht idee om autostop te doen wanneer de kapotte veer in de schoenen gezakt is. Ik heb geen kort rokje mee dus rol ik mijn broek wat omhoog in de hoop snel een chauffeur te laten stoppen. Een tiental auto’s rijden voorbij maar dan is er toch één jongedame die berouw krijgt en achteruit rijdt om me op te pikken. Ze gaat niet naar Joncels maar kan me afzetten op de afslag naar Joncels. Dat lijkt me een goed idee. Terwijl we naar zo’n plaats rijden (10 km) vertelt ze me dat ze educatrice voor speciale gevallen tussen 5 en 21 jaar is. Ik,ben wel ouder dan 21 maar denk toch dat ik in goede handen ben. Eén ding is wel jammer: het is nu 11 km naar Joncels en waar ik afgezet wordt komt gedurende de eerste 15 minuten geen enkele auto voorbij. Ik besluit daarom te beginnen stappen en teken te doen als er toch een auto zou passeren. Na een km of twee is het zo ver. De man stopt … om te zeggen dat hij mij niet kan meepakken maar dat Joncels maar 10 km ver is. Ja dat weet ik en ik weet ook dat dit 2 à 2.5 uur is in dit weer. Hijngeeft me ook de raad een wit T shirtje aan te doen. Dat is minder warm zegt hij, alsof ik mijn hele kleerkast op mijn rug draag. Onmiddellijk na hem stopt een bestelwagen van de SNCF. Ze moeten niet naar Joncels maar kunnen me een paar km (tot een splitsing) meenemen. Ik moet wel in de ruimte, zonder vensters maar met veel gereedschap, kruipen. Alles is OK voor mij op dit moment. Bovendien is het ritje te kort om me toe te laten kots te produceren. Ik kom dus nog redelijk OK uit het bestelwagentje, dannbegin ik weer te stappen. Het is maar een 5-tal km meer maar als ik aan de afslag kom zie ik dat de weg onderbroken is. Nu is niet alleen de veer maar ook mijn klomp gebroken.
Ik spreek de bestuurder van een auto die ook langs die onderbroken weg wou rijden aan en zet mijn triestigste gezicht op (= een combinatie van Nicholas Cage en Harrison Ford met een vleugje Liam Neeson) …. En het lukt. Ik wordt naar Joncels gevoerd waarbij we weer passeren op de plaats waar de ducatrice mij oppikte.
Na al die avonturen is het perfecte onthaal een ware verademing. Ik krijg zelfs een biertje als welkom! Ik krijg ook een kamer voor mij alleen …. omdat ik de eerste ben en mag ook kiezen wanneer het te eten zal zijn … omdat ik de eerste ben. Ik krijg ook de raad morgen vroeg de bus naar Pont d’Orb te nemen om zo wat tijd en km te sparen en omdat de GR toch de hele tijd de weg voor de auto’s volgt
Na de douche zijn de meeste problemen vergeten en is het tijd om een gezellige maaltijd met 5 andere stappers (een nieuwe GR in de buurt) te hebben. Ik reken ook af zodat we morgen geen administratie moeten doen. Voor verblijf, avondmaal met wijn inbegrepen, ontbijt en picknick vraagt de eigenaar 46 €. Ik denk dat mijn Ministerie van Financien hier geen probleem mee zal hebben.
Slaapwel
Dag 3: Van Montpeyroux naar Soumont (25.63 km en 852 hm)
Eerst en vooral een verontschuldiging voor de soms gebrekkige blog. Mijn normale corrector is er niet bij en soms geef ik de voorkeur aan iets doorzenden dat niet tweemaal herlezen is boven iets dat doorwrocht is maar twee dagen later verzonden wordt. Dit alles om te zeggen dat ge op de pianist moogt schieten, hij zal de partituur, eens thuis, herlezen.
De bedoeling was gisteren de kernpunten te noteren en deze morgen die in een leesbare blog te gieten. Mijn (over)slapen heeft er echter voor gezorgd dat het allemaal chaotisch gelopen is. Ik dacht de wekker om 6:00 gezet te hebben en ik dacht de wekker weer op de fotofinish geklopt te hebben … maar ik had de wekker niet echt gezet en ik had de wekker dus ook niet geklopt wel integendeel. Ik was op mijn gewoon uur (7:00) automatisch wakker geworden en moest dan nog beginnen met de blog en de normale zaken … tot spijt van wie het benijt.
Ik ben dus stram uit het bed geklauterd en langzaam in beweging moeten komen maar na een paar minuutjes ging het beter … zeker om een blog te schrijven.
Kwart voor negen dus ontbijt genomen ipv om kwart voor acht. Wel een mooi ontbijt. De B&B eigenaar maakt er echt werk van om de Dolce Vita te creëren voor zijn klanten met allerlei spullen die hij zelf groeit of maakt (3 confituren, yoghurt van soya melk, brood, enz.) Alleen de bananen zijn niet door hemzelf gekweekt. Ik smeer me nog twee extra boterhammen voor deze middag want ik vrees dat veel winkeltjes op zondag zouden kunnen gesloten zijn.
De eigenaar van de B&B excuseert zich nog voor het lawaai van vannacht. Het was blijkbaar het feest van de fin de vendange. Ik heb me aan dat lawaai niet gestoord en heb zoals gezegd zeer goed (te goed) geslapen. Ik maak me wel de bedenking dat het goed is dat ik mijn (kleine) bijdrage tot de vendange geleverd heb want anders was hun feest te vroeg geweest.
Maar retournons a nos moutons: het gaat hier over stappen en in Aboras stond ik voor de keuze: ofwel de signalisatie borden van GR volgen ofwel de track die ik op mijn GPS downloade volgen. Ik besloot mijn GPS te volgen omdat ik dan tenminste altijd wist hoe ver het nog was en omdat ik dan niet weer naar beneden moest wanneer ik nog maar juist naar boven geklauterd was. Dit bleek achteraf niet de opperbeste keuze te zijn aangezien mijn GPS me altijd maar hoger deed klimmen terwijl (zo bleek later) de signalisatie een gemoedelijker traject aanhield. Na de hele beklimming van de een of andere berg, sprak ik twee lokale mensen aan die me de raad gaven gewoon terug naar beneden, de weg naar Saint Jean de la Blanquière te volgen. Dat was volgens hen misschien wat verder in km maar ook mooi en geen druk verkeer op die weg, zeggen ze. Op dat moment was ik dus weg van de nieuwe GR signalisatie en weg van de track op mijn GPS om een paar km te veel te stappen en bovedien op een asfalt weg wat tegen alle regels van de wandelkunst is. Met andere woorden geen goede deal. Wat hebben we dus vandaag geleerd? zou SOS Piet zeggen. Dat een kort gewin (niet moeten dalen voor een korte afstand) op de lange termijn soms minder goed is. En ten tweede, dat het goed is een eigen gedacht te hebben maar dat het soms nuttig is na te gaan waarom anderen een alternatief hebben.
Enfin, het lijkt er dus op dat ik een hele omweg tov de nieuwe GR bewegwijzering aan het stappen ben. Dat is jammer voor het dutje dat ik iedere dag weer ambieer maar goed om bedenkingen te maken. Eén van die bedenkingen is dat ik iedere dag trouw over mijn rugpijn en mijn heuppijn rapporteer en dat ik over mijn blaren op mijn voeten zaag maar dat het enige dat echt ernstig is (= mijn tikker) onvermeld verder gaat. Ik word van die tikker, ondanks de recent vastgestelde kleine nieuwe vernauwing, niets gewaar … zelfs niet bij de steilste helling …maar dat was voor de operatie ook zo dus blijft ik bij mijn stelling dat mijn coronairen misschien wel hun nauwe kantjes hebben maar dat er misschien veel mensen rondlopen met vergelijkbare problemen maar dat zij het niet weten omdat zij niet zo nauwkeurig onderzocht worden als ik.
Terwijl ik op de weg naar beneden richting Saint Jean de Blaquieres wandel kom ik een eenzame fietser, die kromgebogen over zijn stuur de wedstrijd aan het verliezen is, tegen. Hij stopt en vraagt of ik een “pélerin” ben. Dat is een eufemisme voor “mijn beste, zijt ge verloren gelopen?”. Ik antwoord “ja” op beide vragen en een interessant gesprek ontspint zich over het feit dat hij ooit 10 jaar geleden naar Compostela gestapt is, hoe veel water ik moet meenemen tussen St Gervais en Murat, hoe het nu niet meer mogelijk is tussen Menton en Aix en Provence te stappen omdat de paden afgesloten worden om branden te vermijden, enz.. Kortom, een interessante ontmoeting.
Om kwart voor één kom ik in Saint Jean de la Blaquetiere. Hier had ik al vroeger kunnen staan maar geen getreur want het is hier feest. De markt is hierdoor afgesloten en er staan allerlei standjes. De meest spectaculaire is die van de jagersclub. Die hebben een enorme schaal (2 à 3 vierkante meter) op een vuur dat nog eens dubbel zo groot is om mossels te koken. Op mijn vraag waarom ze geen everzwijn roosteren antwoorden ze dat het seizoen niet juist valt. Ze zijn dus nu op mosselen gaan jagen! Ik loop nog wat rond in het stadje en ga dan, na veel raaadgevingen van de verenigde jagersclub in ontvangst genomen te hebben, verder en wordt opnieuw met een dilemma geconfronteerd: zal ik mijn GPS of de signalisatie volgen? Met mijn ervaring van deze voormiddag kies ik voor de signalisatie maar wordt onmiddellijk met de nadelen van die keuze geconfronteerd nl. als men een teken mist, is men “den bos in” zonder aanwijzing waar het fout ging en dus moet men weer op zoek naar het laatste duidelijke teken. Dat doe ik omdat er geen alternatief is.
Na een km of twee komt, wonder boven wonder, de signalisatie van de GR en de track op de GPS weer overeen. Dit geeft een goed gevoel omdat men dan onmiddellijk ziet als er iets mis is en omdat men dan ook altijd weet hoeveel km er nog te gaan zijn.
Tijdens het stappen loop ik te mijmeren over de naam Soumont. Ik hoop dat ze bij de naamgeving beide elementen van de naam evenwichtig bekeken hebben. Mont dat is te begrijpen met het aantal monts die hier in de buurt zijn, maar sous betekent bij mij toch onder en niet bovenop. Ik hoop dus dat het dorpje tegen de heuvel ligt en niet erop. In Uscas du Bosc stelt een dame me gerust ivm de etymologie van het woord Soumont. Ze zegt dat er eerst “une grande montée” komt maar dat het daarna, tot in Soumont, plat is. De dame is ook zo vriendelijk me te wijzen op een kraantje met drinkbaar water op het “dorpspleintje”. Terwijl ik me sta te verfrissen realiseer ik me dat het eigenlijk te warm is om te wandelen. Het is waarschijnlijk 28 ° C en dit maakt het lastig, maar wat moet het dan zijn als men hier wil stappen in juli of augustus. Ondertussen bedenk ik ook dat ik vandaag geen serieuse klachten heb over mijn rug. Ik heb de indruk dat die geleerd heeft dat hij slechts om de zoveel uur of om de zoveel kilometer recht heeft op een krak krak, ai oei, ai behandeling. Hij kan dus niet verder dan ook “nie neute, nie pleue”, zoals zijn baasje.
Een beetje voor vier ben ik in de Prieuré de Grandmont. Van buiten ziet het er niet spectaculair uit dus zet ik me 10 minuutjes op een bankje op de binnenkoer maar doe niet mee aan de self guided tour omdat ik op een redelijk uur in Soumont wil zijn. Ik weiger ook een foldertje omdat dat te veel weegt. Van de Prieuré is het nog iets meer dan drie km naar Soumont maar het gaat weer langs paadjes met veel losse stenen, zoals ge weet niet mijn favoriete ondergrond en reden van de blaren op mijn voetzolen. Uiteindelijk kom ik in de buurt van Soumont. Ik blijf de GR signalisatie volgen omdat ik het adres van de gite niet heb maar ik weet wel dat de gite op de GR ligt. Ik besluit dus op de brievenbussen te kijken en bij de tweede brievenbus is het al prijs. Het moet niet altijd tegen zitten. Nele is samen met haar echtgenoot Tom Gysel (= bijna Tom Gyselinck) de eigenares. Ze hebben voor mij naar de winkel geweest en hebben twee soorten brood, een pakje boter, een yohurtje, wat kaas en honig, een lassagne uit de diepries, een fles wijn en een biertje gekocht. Wat kan een mens (en al zeker een pelgrim) meer wensen?. Ik neem een douche, plak wat Compeed, was mijn kleren, laadt de batterijen op en warm de lassagne ondertussen op. Dat duurt langer dan al de rest dus drink ik ondertussen ook het biertje en een glas wijn op het terras met een schiiterend zicht op de ruime omgeving. Wat een voorrecht dit allemaal te kunnen meemaken.
Nu nog de blog posten, nog een slokje wijn drinken, naar Sports Late Night kijken en dodo tot morgen 6:15 want er staat een lange dag op het programma
Slaapwel
Dag 2: van Aniane naar Montpeyroux (24.4 km, 973 hm)
Goed geslapen na eerst na 5 minuutjes een T-shirt aangedaan te hebben en 5 minuutjes later de verwarming in de kamer aangezet te hebben. Het was duidelijk dat een laken alleen niet voldoende was. Mogelijks omdat het ’s nachts frisjes is maar mogelijks ook omdat ik overdag zoveel energie verbruik dat er ’s avonds geen meer over is om mij warm te houden. War er ook van zij, ik heb goed geslapen en de wekker maar in een fotofinish geklopt om het eerst 7:00 te zien worden.
De wachter die hier manusje van alles is, heeft voor een mooi buffet ontbijt gezorgd. Het is al na het seizoen en hij moet hier alles alleen doen want de eigenaars zijn op vakantie.
Om 8:20 begin ik te stappen en de rug lijkt de ergste averij opgelost te hebben of misschien heeft het herschikken van de rugzak de oplossing geboden. Er staat al een mooi zonnetje tegen een wolkenloze blauwe hemel. Dat ziet er goed uit ondanks het feit dat het nog tamelijk frisjes is (ik schat een 15-tal graden). De zon staat nog laag wat me de gelegenheid mijn compagnon de route (= mijn schaduw) te fotograferen, binnen een paar uur zal hij zich niet zo makkelijk meer laten vastleggen op de chip omdat hij veel kleiner zal geworden zijn.Ondertussen worden de eerste paar km afgehaspeld. Die zijn nog relatief vlak maar in de richting van Saint Guilhem le Desert doemen echte bergen op. Die boezemen toch wel wat schrik in. Voorlopig kan ik echter nog genieten van wat de omgeving te bieden heeft = mooie uitzichten en trossen druiven. De vendange heeft in de meest wijngaarden al plaatsgevonden maar in sommige hangen de druiven nog te wachten op de wijnboer … of op mij.
Na een 5-tal km kom ik aan de pont du diable. De legende gaat dat de paters van Saint Guilhem hier verschillende keren geprobeerd hebben over de Herault een brug te bouwen. Het waren waarschijnlijk burgerlijke ir’s en geen industriele ing’s want de brug stortte keer na keer in. Ze riepen dus de hulp van de duivel in en die wilde in ruil van het zieltje van het wezen dat het eerst over de brug kwam zijn bouwtechnisch vernuft inzetten. Zo gezegd zo gedaan maar het eerste wezen was een hond waarop de duivel zo kwaad werd dathij de hond en zichzelf in de diepte wierp. Een mooi verhaaltje en een diepe kloof maar anders niet veel speciaals want de ondertussen twee bruggen zijn niet zo oud als het verhaal en bovendien poeplelijk.
Ik kom nu wel dicht in de buurt van Saint Guilhem waar ik voor het betreden van het stadje eens op een bank ga liggen om mijn rug weer in de plooi te leggen voor hij echt begint op te spelen. Een paar krakkraks en aiai’s later lijkt alles weer op zijn plaats te zitten en kan het bezoek aan het stadje beginnen. Het stadje is een wirwar van straatjes en steegjes tussen middeleeuwse huizen en huisjes die allemaal rond het klooster kitten. Het doet me een beetje denken aan Conques alhoewel de kloosterkerk daar veel impressionanter is. Het is in het stadje een gezellige drukt zonder een overompelling te zijn Een bezoek aan de kerk en het museum is gratis (waar vindt men dat nog?) en het museum heeft een filmpje waarin de geschiedenis van het klooster die teruggaat tot 804 getoond wordt. Er wordt ook zelfs uitgelegd hoe delen van het klooster nu te bewonderen zijn in het door Rockefeller gesponsorde Cloisters museum van New York. Op die manier krijgen jullie bij iedere blog wel iets mee over (zeer) rijke Amerikaanse mannen (Alaska ging over Guggenheim en JP Morgan, nu over Rockefeller)
Na het bezoek aan het klooster dwaal ik nog wat rond in het stadje en besluit ik iets te ten vooralleer de bergen achter het stadje moeten beklommen worden. Op het binnenpleintje van een microbrouwerijtje eet ik een zeer mooie en lekkere schotel met paté, zongedroogde tomaten en artichokbodems, rauwe hesp, geitekaasjes en twee soorten tapenades. Nu zal ik al zeker geen Evenepoeleke kunnen doen. En maar goed ook want het gaat echt heel steil naar boven, zo voelt het toch met bijna 11 kg op de rug. Ik,heb dan ook geen andere keuze dan voetje voor voetje op mijn eigen tempo verder te klimmen. Waar gisteren op uitzondering van de twee madammekes niemand te zien was is dit hier niet het geval. Het is natuurlijk weekend maar er zijn ook “veel” stappers voor een paar uur. Voor mijnduurt het ook een kleine twee uur vooraleer ik uit de kom waarin St Guilhem ligt geklommen ben en een kleine 500 m hoger sta. De rug is nog OK maar de adem is het probleem. Zo is er altijd wel iets. Gelukkig zijn langs alle kanten fantastische uitzichten te bewonderen. In die mate zelfs dat ik besluit nog een klein zijsprongetje erbij te doen. Dat zijsprongetje heeft in deze Woke tijden een wat rare naam (= Max Nègre) maar we zullen het maar op de paters van in de tijd steken. Die wisten nog niet dat het N woord niet mocht.
Plots is er goed nieuws. In tegenstelling tot mijn GPS die nog 7.8 km te stappen aangeeft staat hier een bordje van GR dat nog 2.5 km te gaan aangeeft. Het lijkt erop dat een nieuw en korter pad richting Montpeyroux gemaakt is. Die nieuwe route loopt langs een impressionante muur van het kasteel van Castellas naar Barry vanwaar men naar Montpeyroux (net buiten de GR) kan. Ik,had het kunnen weten dat Montpeyroux op een berg ligt dus moeten we nog een laatste keer voor vandaag een berg op. Met een rug die de laatste paar km weer aan het opspelen is, valt dat niet mee maar een sessie plat op de grond en een douche doen weer wonderen. Ik doe daarna mijn dagelijks wasje en vraag de eigenaar van de zeer mooie B&B La Dolce Vita of ik mijn kleren kan buiten hangen maar hij heeft een beter voorstel: hij zal alles snel in de droogkast steken. Ik,hou hem niet tegen en dus kan ik welgezind naar het restaurant. Een is een brasserie op 500 m de ander is een semi gastronomisch restaurant op 50 m. Jullie mogen twee keer raden wat het geworden is en ik denk dat mijn Minister van Financien geen problemen zal hebben met de rekening.
Na al dat lekkers ontbreekt de motivatie om de blog te schrijven en ik beperk me dus tot het noteren van de gedachten op het dictafoontje. Morgen sta ik een uurtje vroeger op om alles netjes te iPadden.
Dag # 1: Montpellier naar Aniane (ongeveer 25 km)
Onmiddellijk na aankomst in Montpellier naar het “hotel” gewandeld. Hotel is hier een eufemisme maar wat kan men verwachten als de naam van het “hotel” “Grande Chambre au coeur de Montpellier” is? De prijs is zeer schappelijk, het is een boogscheut (voor een goede schutter) van het station en van de tram die ik moet nemen om naar Grabels te gaan. Bovendien is de eigenaar die de rest van het gebouw bezit en bezet vriendelijk en behulpzaam. Wat moet een pelgrim meer hebben? Ik heb me geinstalleerd (= stapschoenen en stapkousen uitgedaan, mijn broek tot de helft gereduceerd en mijn rugzak op de sofa gezet) en ben Montpellier gaan verkennen. Montpellier lijkt een kleine grote stad met 300.000 inwoners waarin alles blijkbaar om de Place de Comedie draait. Dat is handig want dat is ook maar een grote boogscheut van mijn overnachtingsplaats. Wat tijdens mijn introductie tot Montpellier opviel naast de kathedraal en het park met de triomfboog en de Carré Anne, enz. waren de vele flanerende jonge mensen (studenten) die in schril contrast staan met de vele buitenslapers. Hier buiten slapen is natuurlijk minder erg dan dat in Brussel (in de winter?) te moeten doen maar het blijft toch schrijnend. De graad van schrijnigheid (mijn proeflezer is er niet om dit woord te vervangen) wordt nog een stapje opgetrokken wanneer er ook nog een overdosis alkohol of iets anders bijkomt. Zo ligt er een dakloze stomdronken temidden van de straat zonder dat hij nog recht kan. Erg. Iedereen (inclusief deze pelgrim) kijkt ernaar zonder te weten wat anders te doen dan verder te stappen. Zeer erg, en dan lijken het allemaal nog echte Fransen te zijn. Misschien zitten asielzoekers en andere transmigranten ergens anders in nog erbarmelijker omstandigheden.
Nu schakelen we over naar de dag van vandaag. Ik heb redelijk geslapen en wordt net voor de wekker wakker wordt ook wakker. Alles wordt netjes in de rugzak gestoken en ik ga op een honderdtal meters in een bar ontbijten. Nadien komen de tandjes aan de beurt en is het tijd om de tram richting Grabels te nemen. Mijn huisbaas rijdt waarschijnlijk niet dikwijls met de tram anders had hij me niet gezegd dat ik een ticketje op de tram kon kopen. Niet getreurd echter, zo doet men een Montepelliaanse zwartrijders ervaring op. Ik wordt op de tram door allerlei vriendelijke mensen verbaasd. Minstens drie jonge reizigers staan op om hun plaats aan deze kale grijsaard af te staan. Hoe lang is het geleden dat dit nog gebeurde in België ? … en de drie zijn een allegaartje van afstammingen. Eentje kwam duidelijk van een plaats waar de zon harder schijnt dan bij ons, eentje had zo lelijk haar dat ze het onder een doek wegstopte en eentje stond wel degelijk in het geboorteregister van een Franse stad of gemeente. Iemand wil me zelfs helpen mijn rugzak uit te doen om gemakkelijker te kunnen zitten en ik verdenk er hem zelfs niet van dat hij met mijn rugzak aan de haal wil gaan. Met dit alles wil ik alleen maar zeggen dat iedereen hier welopgevoed en vriendelijk lijkt te zijn. Ik moet om in Grabels te geraken ook overstappen van de tram op de bus. Hier opnieuw hetzelfde scenario: de man aan wie ik vraag waar de opstapplaats van de bus naar Grabels is, stapt met me mee om zeker te zijn dat ik in de juiste richting rijd. De buschauffeur zelf zegt vriendelijk “Bonjour” wanneer ik opstap en als hij hoort dat ik een buitenlander ben die naar Compostella wil stappen zegt hij “Je vous invite” (= ik moet niet betalen). Iedereen die van de bus stapt roept “Merci et au revoir” naar de chauffeur en hij roept hetzelfde terug. Als ik hem hierop aanspreek zegt hij dat dit toch normaal is waarop ik hem zeg dat chauffeurs in Belgie staken omdat ze regelmating verbaal en fysiek geweld moeten ondergaan. Dat begrijpt de brave borst niet …. En ik ook niet.
In Grabels is er naast de kerk een tuintje dat speciaal voor Compostella stappers ingericht is. Op dit ogenblik is er niemand waardoor ik zelf mijn boekje moet afstempelen. Nu wordt het tijd om te beginnen stappen want het is ondertussen 9:30 geworden.
Het stappen verloopt vlotjes. De signalisatie is goed, de paadjes en paden zijn OK, het weer is perfect (een zonntje tegen een blauwe achtergrond met hier en daar een schapenwolkje), het gaat slechts langzaam bergop en bergaf en het is rustig. Alles wat mijn hartje verlangt en toch loop ik te denken: waarom wil ik dat toch doen na de zo goede trein, tram & bus ervaring van gisteren en deze morgen. Misschien zal ik het weten na 12 dagen labeur.
Na een tiental km besluit ik eens mijn schoenen opnieuw aan te doen. Rechts voel ik precies een plooi in mijn kous en in mijn linker schoen zijn een paar kleine steentjes beland. Ik ken de uispraak “If you think some pebbles in your shoe are a nuissance, try sand in your condom” maar ik wil met mijn voeten toch geen risico nemen. Ze moeten eerst nog 12 dagen en daarna nog 30 jaar mee gaan (pun intended). De schoenen gaan uit en aan en het gevoel nadien is direct veel beter.
Iets voor de middag kom ik in Montarnaud toe waar ik aan de babbel sla met twee madammekes die op de trappen van de kerk zitten te picknicken. Jammer dat het weer in Belgie niet beter is want dat zou anders nog een mogelijk herbestemming voor al die lege kerken kunnen zijn. Voor mij is het echter nog te vroeg om te eten want ik wil een goed stuk over de helft zijn voor ik eet. De 4 km na Montarnaud zijn een stevige beklimming. Als dit een voorspiegeling is van wat nog moet komen dan zal ik nog plezier beleven. Enfin, we zien wel en klimmen op het eigen ritme. Dan lukt het wel.
Uiteindelijk vind ik in La Boissière een plaats die aan de criteria voor een picknickplaats voldoen (uitzicht, schaduw, gemakkelijk zitten en geen muggen). Het is echter ondertussen halftwee geworden waardoor een Evenepoeleke (zelfs zonder de Toumalet in zicht) zich aankondigt. In ieder geval liggen de twee madammekes met nog 9 km te gaan weer voorop. Gelukkig voor mijn ego haal ik hun weer bij op het moment dat ze hun blaren zitten te bewonderen. Ik ben verwonderd dat ik geen blaren heb want we zijn nu al kilometers op losse, ronde stenen aan het stappen waardoor bij kwasi iedere stap de schoen wat klinkt en de voet een paar millimeter in de schoen verschuift. Ik mag dan wel geen blaren hebben, mijn rug begint erg pijn te doen door mijn rugzak die erg naar links overhelt waardoor ik één kant van mijn rug overbelast. Ik probeer de rugzak wat provisorisch te herorganiseren maar dat helpt niet veel dus zal ik niet anders kunnen dan, zodra ik in het hotel ben, zowel mijn rug als mijn rugzak grondig onder handen nemen. De twee madammekes die ondertussen een naam gekregen (Cecile en Sandrine) hebben weigeren, onder het motto “Samen uit (???), samen thuis (???)” me achter te laten en op die manier komen we uiteindelijk rond 5 uur samen in Aniane toe. Hun AirBnB is in het centrum, mijn hotel ligt buiten het dorpje. We nemen afscheid in de wetenschap dat we mekaar nog wel tegen het lijf zullen lopen. De laatste paar honderd meter zijn echt penibel doordat de spieren van de rechterkant van mijn rug in kramp lijken te gaan maar met wat tandengeknars lukt het wel
Eens op de hotelkamer leg ik me plat op de grond wat wonderen doet. Dit gecombineerd met een warme douche bewerkstelligt een waar mirakel. Ik kan weer normaal stappen (hopelijk morgen ook) en kan dus het geplande wasje en plasje doen en naar het dorpscentrum wandelen zonder door de mensen op straat bekeken te worden. Wie ook in het dorpscentrum staat zijn de twee madammekes en de ouders van één van de twee. Die zijn voor het weekend afgezakt naar Aniane en verblijven in hetzelfde hotel als ik. Nog belangrijker is echter het feit dat ze met de auto zijn wat ons plots veel meer mogelijkheden qua restaurants biedt. Cecile kiest een restaurant op een kleine 10 km van Aniane waar we lekker exotisch kunnen eten (= voor mij is dit kip in een curry / gember saus met rijst). Onder het eten worden allerlei onderwerpen aangesneden. Zo kom ik,bv te weten dan Sandrine in La Tania in het ticket bureau zal werken en Cecile in dat van Courchevel 1500. Het is een kleine wereld waarin we al met al een zeer geslaagde avond met plezante mensen gehad hebben. Eén probleempje: zoals ge kunt zien aan het tijdstip dat dit gepost wordt een veel te trage service. Morgen probeer ik vroeger te posten …. En vroeger te slapen.
Proloog staptocht Via Tolosana (GR 653 Montpellier – Toulouse)
Laat me beginnen met iets recht te zetten. Ik ben niet echt van plan te beginnen stappen in Montpellier en ook niet echt van plan te eindigen in Toulouse. Montpellier en Toulouse zijn echter namen die iedereen wel zal herkennen terwijl Grabels (mijn echte vertrek van de tocht) en Revel (het echte einde van de tocht) zeker veel minder belletjes doen afgaan. Grabels werd als vertrekpunt gekozen omdat het net buiten de agglomeratie (10 km van het centrum) van Montpellier ligt en dus directe toegang geeft tot rustige paden (in plaats van drukke straten). Revel werd gekozen als einddoel omdat er een goede busverbinding naar Toulouse is waardoor de vlakke etappe tussen Revel en Toulouse vermeden wordt. In Toulouse kunnen gemakkelijk internationale verbindingen genomen worden wat erg nuttig is als men na de tocht naar Marbella wil doorreizen.
Na deze toelichting / bekentenis kan ik met de echte proloog, van wat toch wel een zeer speciale staptocht zal zijn, beginnen.
Een eerste specialleke: ik zit deze proloog op de trein te schrijven in plaats van dat rustig thuis te doen. Waarom? Omdat ik nog nooit een reis gemaakt heb waarvan de aanloop zo lang maar de echte voorbereiding zo kort was.
Lange aanloop: in 2019, toen we, ook op de GR 653 (Via Aurelia), van Menton naar Aix en Provence stapten, spraken we al over het logische vervolg dat Montpellier – Toulouse is (als men de muggenrijke, en daarom te mijden, Rhône delta buiten beschouwing laat). Tussen 2019 en de dag van vandaag is er echter veel gebeurd. In 2020 stak een virus zijn lelijke kop op. In 2021 vonden een aantal dokters dat mijn hart aan een dringende oplapbeurt toe was en in 2022 konden we niet op stap omdat Wilfried, de man die zijn volk leerde stappen en sinds jaar en dag onze compagnon de route, forfait moest geven. Vanaf de tweede helft van 2022 en tot nu hebben Gertrude en ik gebrainstormd over hoe we die sakkerse tocht dan toch zouden kunnen doen.
Korte voorbereiding: dit brainstormen heeft, ofwel door te weinig brain ofwel door te weinig storm, pas zeer recent geleid tot het besluit dat Gertrude het niet ziet zitten om deze tocht te stappen en om me met de auto in Toulouse te komen halen. Het grote nadeel van dit besluit is dat ik alleen ben en dat bovendien de logistiek ietwat gecompliceerd is. Maar zoals Johan Cruyff al wist heeft ieder nadeel een voordeel. Dit is hier ook het geval. Ik moet namelijk alleen mijn eigen spullen dragen en de keuze van overnachtingsplaatsen kan wat “verdraagzamer” zijn. Verdraagzaamheid qua overnachtingsplaatsen is nodig wanneer geen “bezemwagen” beschikbaar is en wanneer men eerst tamelijk zeker over het te verwachten weer wil zijn. Ik heb namelijk geen zin om gans alleen in de gietende regen van het ene middeleeuwse dorpje naar het volgende gehuchtje te dwalen. Na het voorbije weekend vond ik dat er voldoende “zekerheid” wat het weer betreft was om te beslissen dat ik zou vertrekken. Dat liet bitter weinig tijd voor de voorbereiding. Nu maar hopen dat Meteo France het bij het rechte eind heeft. Anders zal ik redelijk teleurgesteld en potentieel zeer nat zijn.
Een tweede specialleke: de vorige edities van de “Compostela tochten” zijn een mengsel van toerisme en sportiviteit geweest met een volle aflaat als bonus. Dat is nu ook nog altijd het geval maar er is een bijkomende dimensie. Nu is er ook een zekere vastberadenheid / koppige verbetenheid die me drijft te bewijzen dat deze tocht niet voor altijd een illusie zal blijven. De “en toch zal ik” drijfveer, met andere woorden. Dat nog eens gecombineerd met de nood om, alleen in het gezelschap van mijn eigen gezucht en gepuf, na te denken over wat zoal rond ons gebeurt en wat de volgende dertig jaar voor ons in petto hebben maken deze tocht anders dan anders.
Een derde specialleke: het vullen van de rugzak. Voor alle staptochten die ik tot nu gedaan heb (die op de Alta Via #1 met Tom is de uitzondering, maar toen was ik 10 jaar jonger) was er altijd wel één of andere vorm van bezemwagen of bagage transport. Deze keer moet ik alle spullen die ik de volgende twee weken denk nodig te hebben zelf dragen. Gelukkig heb ik overal op min of meer redelijke afstanden een dak boven mijn hoofd gevonden waardoor ik geen tent moet meesleuren. Toch werd het vullen van de rugzak uiterst minutieus gedaan. Het streefdoel was een rugzak te hebben die niet meer dan 10% van mijn lichaamsgewicht was. Jammer genoeg heb ik tussen de beslissing (= dit weekend) en nu niet voldoende tijd gehad om zoveel te eten dat een rugzak van 10.7 kg verantwoord was. Ik heb dus besloten van de 10% stelregel af te wijken maar bij de selectie van wat gaat erin en wat blijft eruit extra streng te zijn. Dat er van alle kledingsstukken maar twee mee mogen is al langer ingeburgerd maar een training / pyjama moest de plaats ruimen voor een pyjama broekje. Winst 550 g. Wandelstokken van 680 g mochten weer in de kast. Gertrude haalde bij de apotheker het kleinste flesje ontsmettingsspray dat de brave man in zijn winkeltje had. De hoeveelheid koekjes werd beperkt in de veronderstelling dat ik die wel onderweg zou kunnen kopen en er werd besloten de Camelbak maar met 2 l water te vullen omdat er wel overal brave zielen te vinden zijn die wat water willen schenken. Een camera moest plaats ruimen omdat men met een GSM toch ook foto’s kan maken. Alleen uiterst essentiele electronica zoals mijn Radio Hallo dictafoontje, de iPad en de GPS mochten mee. De eerst twee om jullie op de hoogte te kunnen houden van mijn avonturen, de derde om de avonturen tot het strikt noodzakelijke beperkt te houden.
En zo zitten we dus in de TGV die me aan 300 km/h rechtstreeks naar Montpellier brengt. Als jullie dit kunnen lezen is het een bewijs dat de minder dan 6 uur reistijd nuttig gebruikt geweest is om deze proloog te schrijven, iets waarvoor ik, gezien de zeer korte voorbereiding, thuis geen tijd voor gehad heb. Het verslag van iedere dag zal ik trouw proberen posten (als er WIFI is) maar foto’s zullen maar met enige vertraging komen want ik ben meer vertrouwd met Windows dan met Android en IOS. Ondertussen kijk ik uit naar jullie reacties die me onderweg toch een beetje geconnecteerd met de echte wereld zullen houden.
En marche!!
Lectori salutem
Epiloog van de Alaska reis
Na zoveel jaren uitstellen (en annuleringen om allerlei redenen) is het er uiteindelijk van gekomen. Alaska is niet langer Terra Incognita voor ons en daar zijn we erg tevreden mee. De hoge verwachtingen die we hadden zijn grotendeels ingelost. Uitleggen in welke aspecten we het meest geïmpressioneerd geweest zijn, is niet zo eenvoudig omdat aan Alaska (net zoals aan elk land) veel aspecten vastzitten. Ik zal daarom proberen onze impressies / bedenkingen in een aantal thema’s onder te brengen zodat het een beetje overzichtelijk blijft.
Laat mij beginnen met het weer (dan zijn we er van af). Het weer kon beter zijn maar we wisten vooraf dat minder goed weer een mogelijkheid was. Men gaat niet naar Alaska om in de zon te liggen. Daar zijn andere bestemmingen meer geschikt voor. De temperaturen waren fris maar OK (10 - 20 C). Jammer dat we regelmatig wat regen of gemiezer hebben gehad en dat de wolken regelmatig aan de toppen van de bergen bleven kleven. We hebben een paar dagen schitterend weer gehad, maar meestal was het grijs en we waren al gelukkig dat het niet regende. Belangrijk is dat we het meeste dat gepland was ook daadwerkelijk kunnen doen hebben. De grote les is dat het weer in Alaska (misschien meer dan elders) onvoorspelbaar is en dat de weersvoorspellingen maar bruikbaar zijn voor één bepaald moment (niet te ver in de toekomst) en voor één bepaalde geografische plaats … en dan nog.
De natuur (daarvoor gaat men naar Alaska want veel anders is er niet) beschrijven is niet eenvoudig. De natuur in Alaska is mooi, overweldigend, ongerept, groots, maar ook soms hard en onherbergzaam. In het deel van Alaska waar we geweest zijn zijn de bergen en bijhorende gletsjers alomtegenwoordig. “Waar men gaat langs Alaskaanse wegen komt men u, de één of andere gletsjer tegen”, zou het motto kunnen zijn. Het blijft ons verwonderen hoe de originele inwoners hier wilden leven en hoe de eerste prospectors die uit allerlei delen van de wereld kwamen (Rusland, Spanje, Engeland, Verenigde Staten) door bos na bos, door vallei na vallei, over berg na berg moesten trekken om te zoeken wat ze zochten en dan nog dikwijls zonder succes. Tegenwoordig is reizen in Alaska om meerdere redenen makkelijk. De wegen zijn goed en breed. Dat moet wel want er rijden enorme vrachtwagens maar ook enorme SUV’s, “trucks” en RV’s (soms de grootte van een echte bus) op die wegen. Een “normale” auto ziet men, maar is de uitzondering. Elektrische auto’s lijken dan weer niet te bestaan in Alaska (we hebben op de hele reis = 3500 km, twee Tesla’s gezien). Waar de Alaskaan niet kan komen met de auto gaat hij met het vliegtuig. Alaska ligt dan ook bezaaid met kleine landingstrookjes (of meertjes die dienen als landingsplaats voor watervliegtuigjes).
De economie (it’s the economy, stupid) van Alaska heeft altijd om grondstoffen gedraaid. De Russen kwamen over de Beringstraat om handel te drijven in zeeotter pelzen die de, tot slaven gemaakte, Aleuters moesten jagen. Later kwamen Europeanen en de Amerikanen om tijdens de goldrush aan te zwengelen. Nadien zocht men naar mineralen (vooral koper en zilver) en, na de eerste oliecrisis, werd ruwe olie de bron van inkomsten. Meest recent lijkt het toerisme de grootste bron van welvaart te worden. De meeste toeristen zijn wel Amerikanen maar ook Europeanen lijken de weg naar Alaska te vinden. Velen komen alleen om te vissen (zalm, forel en heilbot die 2 a 3 m lang en tot 300 kg kan wegen) naar Alaska maar velen doen zoals wij en komen voor rondritten en wandeltochten die naar de mooie flora en fauna leiden. Daarvoor zijn er goed onderhouden trails (behalve in Denali NP waar men actief probeert geen trails te laten ontstaan om het park “wild” te houden). Wij dachten vorig jaar dat Noorwegen vrij duur was. Wel, Alaska moet niet onderdoen. Een getapte IPA van een of andere lokale microbrouwerij kost gemiddeld 8 tot 10 USD. Men mag geen grote honger hebben als men voor minder dan 100 USD een biertje, een glas huiswijn en twee hoofdgerechten (steak, zalm, ...) wil eten.
Wat de fauna betreft zijn al onze verwachtingen ingelost. We hebben zalmen de rivier zien opspringen, we hebben (dankzij geleende telescopen) Dall schapen gezien, kariboes (rendieren) stonden in een kudde op ons te wachten, mooses (elanden) hebben geen geheimen meer voor ons, we hebben walvissen en zeeotters gezien en we hebben tot zeer dicht bij (zwarte en bruine) beren geweest. Al mijn bedenkingen over beren waren trouwens niet nodig, want die dieren lijken bitter weinig interesse te hebben in interacties met mensen zolang men ze niet verrast, niet in competitie treedt voor voedsel of tussen hen en hun cubs gaat lopen. We vonden de berenspray toch wel een goede verzekeringspolis.
De staat Alaska is de grootste en terzelfdertijd de dunst bevolkte staat van de Verenigde Staten. Ter vergelijking Belgie kan 55 x in Alaska. Er zijn buiten Anchorage, Palmer (?) en Fairbanks dan ook geen echte steden in het gedeelte van Alaska dat wij bezocht hebben. De andere namen op de kaart zijn niet veel meer dan een paar huizen, een benzinestation en een bank of twee en een paar winkeltjes en huizen op een kruispunt van twee “highways” en dat is het. Er is natuurlijk ook nog de hoofdstad van Alaska, Juneau. Juneau is met zijn 30’000 inwoners de derde grootste stad (na Anchorage en Fairbanks) en 10x kleiner dan Anchorage. Vraag ons niet waarom Juneau de hoofdstad is want Juneau is zelfs alleen maar met een boot of een vliegtuig te bereiken.
De conclusie is dat Alaska enorm veel troeven heeft. Alaska kan bezocht worden vanop een cruiseschip, maar heeft zoveel meer te bieden wanneer men de mogelijkheid en de moed heeft de staat rond te trekken om de natuur te laten inwerken. Met het weer moet men (zoals bij iedere reis) geluk hebben, maar het is in Alaska deel van de ervaring.
Tot slot, bedankt voor de vele, soms ondersteunende, soms grappige reacties die jullie doorzettingsvermogen bewijzen. We kunnen nog uren doorgaan en de honderden foto’s bekijken maar dat doen we best eens bij ons thuis. Bedankt.