Bezienswaardigheden in de omgeving van Kerman (omdat ter plekke niet bijster veel te zien is)
Vandaag staan veel bezienswaardigheden op het programma dus vertrekken we al om 7:30. We gaan eerst naar de verst afgelegen plaats om dan langzamerhand terug richting Kerman te komen. Die verst afgelegen plaats is Bam … op een kleine 200 km van Kerman.
Het eerste wat opvalt als we beginnen rijden, is een soort nevel die het uitzicht op de bergen belet. Ik hoop dat het waterdamp is van het onweer dat we gisteren namiddag horen rommelen hebben. Abdullah slaat echter onmiddellijk de bodem uit die hoop. Hij zegt dat de “haze” te wijten is aan fijn stof dat vanuit het oosten(= uit de woestijn) geblazen wordt. Ik vrees dus dat we niet veel van de bergen gaan zien, want er staat een vrij stevige bries die dus nog veel stof zal kunnen doen opwaaien (het moet niet altijd De Wever zijn die veel stof doet opwaaien).
We maken zoals altijd de uren in de auto vol met allerlei interessante discussies over de meest uitlopende onderwerpen. Zo zegt Abdullah b.v. dat de dochter van ex-president Rafsanjani opgepakt is, omdat ze een vriend die tot de Ba’Ah beweging / religie behoort in de gevangenis is gaan bezoeken. Dit wijst er volgens Abdullah op dat de Supreme Leader en zijn onmiddellijke omgeving hardliners zijn die minder en minder voeling hebben met 90% van de bevolking (volgens Abdullah zijn maar 10% van de 80 miljoen Iraniërs in hart en ziel religieus). De andere 90% doen zich religieus voor om voordelen (job, promotie, …) te bekomen. Gelukkig geloven de meeste Iraniers hun (al dan niet supreme) leiders niet en proberen ze allemaal op een of andere manier nieuws uit het buitenland te garen. De meesten doen dit via een of andere sateliet verbinding en via het Internet. Niet via de Standaard, De Redactie.be of Het Belang van Limburg want die worden gefilterd zoals ik dag na dag moet vaststellen maar misschien zijn ze, zoals ik, via de Flair en de Joepie op de website van de Knack geraakt.
Op mijn vraag hoe Iran een leidende rol in het Midden Oosten kan opeisen ondanks het feit dat ze, als Shi’ites, maar 10% van de moslims vertegenwoordigen zegt Abdullah dat hun militaire kracht een belangrijke rol speelt, maar dat ook het feit dat ze gemakkelijk de Straat van Hormuz kunnen afsluiten belangrijk is. Alle regionale oliegrootmachten zoals Saudi Arabie, Koeweit, Qatar, Bahrein en de Verenigde Arabische Emiraten exporteren hun olie via tankers. Als Abdullah’s schoonbroer, de boefer van een vorig verslag, dus zou besluiten zijn boot / schip dwars over de Straat van Hormuz te leggen, dan zouden al die landen allemaal tezelfdertijd op hun gat zitten.
We hebben het ook nog over de Taliban, de Wahabi’s en de Salafisten en hoe ze eigenlijk allemaal één pot nat zijn en over de Shi’ieten en hoe die eigenlijk de minst radicalen zijn. Ze bannen wel het werk van Stephen Hawking omdat die tot de conclusie gekomen is dat Allah (van God naar Allah een deductie maken moet vrij eenvoudig zijn in vergelijking met het andere werk van pientere Stephen) niet nodig is om het universum te verklaren. Er mag wel les gegeven worden over “gevoelige” onderwerpen zoals de evolutietheorie zolang er geen verband gelegd wordt met Allah. Ook wordt de discussie over onderwerpen zoals vrije wil, lotsbestemming, creativisme, enz. niet aangemoedigd. Pientere Stephen had dus maar pienter genoeg moeten zijn om zich niet op die glibberige helling te wagen.
Nu terug naar onze reis. We zien verschillende checkpoints op de weg naar Bam. Die zijn allemaal bedoeld om de drug smokkelaars (vooral opium uit Afghanistan en we zijn hier maar op een boogscheut (voor wie zeer goed kan schieten) van Afghanistan en Pakistan) het leven zuur te maken. De Iraanse overheid doet alles om de aanvoer te beletten, maar slaagt er toch niet in de bevolking van deze plaag gespaard te houden. Iran prijkt (samen met Afghanistan) op de eerste plaats als het op gebruik van opium aan komt. Een jammere statistiek die vooral door de nabijheid van de producent (Afghanistan) en de lage prijs van het product veroorzaakt wordt. Het goede nieuws blijkt te zijn dat andere drugs (Heroïne, Cocaïne, XTC, Crystal Meth, LSD, …, ge ziet ik ken er nogal wat van, hé?) hier volgens Abdullah bijna niet gebruikt worden.
Door al dat gebabbel zouden we er bijna geen oog in hebben dat we in Bam gearriveerd zijn. In Bam zijn de eerste sporen van menselijke aanwezigheid 6000 jaar oud maar de naam Bam zal bij de meeste mensen een belletje doen rinkelen door de aardbeving die er in 2003 heeft huisgehouden. Een kleine 50’000 doden waren te betreuren. De toeristische attractie (Arg e Bam = stad Bam) een omwalde stad met huizen voor gewone mensen, een bazaar, een kazerne voor soldaten en boven op de heuvel een nog eens versterkt paleis was ook zeer ernstig beschadigd. Die omwalde stad ontstond op een knooppunt van handelsroutes ten tijde van de Achaemeniden (ongeveer 500 voor Jezuske met namen als: C, C, D, X, A, enz. … let op dit is maar een teaser voor de test die op het einde van het verslag komt. Ge peinst toch niet dat ik hele dagen het bloed uit mijn twee wijsvingers zit te tokkelen voor het plezier?). De grote bloei kwam echter onder de Sassaniden (1500 na Jezuske).
In de voorbije 15 jaar werd de stad Bam herbouwd. Het was logisch dat de 100’000 mensen die na de ramp overbleven een dak boven het hoofd geven de prioriteit was. Men is ook begonnen met het restaureren van de oude stad (Arg e Bam) maar daar heeft men nog veel werk. Gelukkig helpt UNESCO ook een beetje. We kunnen niet tot in de citadel omdat men daar nog aan het werk is. Abdullah probeert nog wel een bewaker te overtuigen, maar niets werkt. Twee derden van de omwalde stad blijven tot nader order ontoegankelijk. Wat we wel kunnen bezoeken geeft echter voldoende weer wat het ooit moet geweest zijn.
Na Bam gaan we naar Rayen. Dit slaperig stadje ontstond ook rond een versterkte stad vergelijkbaar met Arg e Bam. Deze stad had niet te lijden onder de aardbeving en werd na de catastrofe in Bam in allerijl nog wat opgekalefaterd om de toeristen die naar Kerman komen iets te kunnen bieden. Bam krijgt nu inderdaad maar 20% van zijn oorspronkelijke hoeveelheid bezoekers meer (er zouden dus vroeger 20 toeristen op de site rond gelopen hebben), omdat de meesten naar Rayen komen. Het geeft inderdaad een goed idee en is bovendien veel dichter bij Kerman (30 km ipv 200 km) maar is tamelijk slecht gerestaureerd. Zo staan een aantal ijzeren bedden (voor de bewakers, denk ik) in het paleis, zo heeft men in een van de vertrekken van het paleis de muren betegeld om er een douche te installeren en is een inox vergiet geïnstalleerd in een andere ruimte van het paleis, kwestie van de bewakers een keuken ter beschikking te stellen. Jammer voor zo’n historisch erfgoed maar zo heeft men de vakbonden van de doucheinstallateurs, de meubelmakers en het keukenpersoneel toch allemaal gelijk kunnen geven. Koen Geens zal hier eens moeten komen luisteren hoe hij het conflict met de cipiers best oplost.
Van Rayen gaat het dan naar Mahan waar in het midden van de woestijn een prachtige tuin (De tuin van de Prins) aangelegd werd. Bovenaan de tuin ligt de woning die opgetrokken werd in de Qajar periode (19de eeuw). Het water dat uit de bergen komt (die gaan hier tot een kleine 4000 m en hebben tot in de zomer sneeuw en daarom smeltwater) stroomt doorheen een trapsgewijs aangelegde tuin. Een wonderbaarlijk aanzicht in het midden van de woestijn. In de tuin zitten naar goede Iraanse gewoonte veel mensen te picknicken. Het is vandaag dan ook een feestdag (de verjaardag van de achtste Imam) Een aantal picknickers hebben er zelfs hun tentje opgeslagen maar buitenlanders zien we hier niet … trouwens op de andere plaatsen ook bijna niet.
De laatste bestemming van de dag zijn de Kaluts (rotsformaties in de woestijn). Hiervoor moeten we richting Shahdad over een bergketen. Voor we de woestijn intrekken wil Abdullah nog benzine nemen en een aantal flessen water kopen. Hij denkt dat we genoeg voedselreserves meedragen mocht er iets in de woestijn gebeuren (ik denk dat hij gelijk heeft) maar dat benzine en water altijd van pas zouden kunnen komen. Eens over de bergketen (= door de tunnel) wordt het landschap droger en droger (op uitzondering van de bedding van een bergrivier). Men ziet geen water meer, maar er moet duidelijk nog veel water in de grond onder de droge rivier zijn want alles in de onmiddellijke omgeving van de bedding staat er mooi groen bij). Iets verder zien we nog een grote oase maar dan is het gedaan … en gedaan voor de volgende 400 km waar het eerste stadje weer zou opdoemen mochten we zo ver rijden. De rotsformaties in de Kaluts en de kleine “burcht” uit lang vervlogen tijden liggen er fotogeniek bij … hopelijk zal dat op de foto’s te zien zijn. Abdullah zegt dat we geluk hebben. Het is maar 44° C terwijl het meer dan 60 graden was de vorige keer dat hij hier was (vorig jaar september).
In de wetenschap dat we geluk hebben keren we op onze stappen terug en genieten we van een verfrissende douche en een lekkere maaltijd met een glas … drinkyoghurt.
Van Shiraz naar Kerman
Vandaag is een verbindingsrit van ongeveer 600 km (dit is een groot land!) met niet bijster veel bezienswaardigheden onderweg.
Er is het Sasan paleis uit de tijd van de Sassaniden (ongeveer 200 na Jezuske net zoals het paleis dat we in Bisotun bezochten). Het Sasan paleis is vrij klein maar heeft de tand des tijds beter doorstaan dan Bisotun. Misschien komt dit door het feit dat er twee bewakers zijn … voor drie bezoekers (= wij) op de hele site.
Een beetje verder belanden we in de streek van de vijgen. Jammer genoeg zijn de vijgen nog niet rijp dus moeten we terugvallen op de gedroogde variant. Dit zijn niet de bij ons traditionele gesuikerde platte vijgen, maar natuurlijk gedroogde vruchten die, zij het kleiner dan aan de boom, nog steeds de vorm van een bolle vijg hebben. We besluiten een plastiekzak vol te kopen. Door deze aankoop blijken we 1.5 kg zwaarder en tezelfdertijd 900’000 Rials (25 €) lichter geworden te zijn. Sorry, afstammelingen, we zullen de volgende keer eerst de prijs vragen.
Daarna gaan we door naar Neyriz, waar een van de oudste moskees van het land staat. Hij heeft wel al de nodige stijlelementen (1 minaret omdat de islam dan alleen nog maar Sunni was, 2 aywans (open façades), een mehrat (bidnis) en een minbar (preekstoel).
Het meest fantastische aan Iran zijn echter de mensen. Vandaag weer twee voorbeeldjes. We staan aan de moskee wat rond te draaien alvorens binnen te gaan en er komt een oude man op ons af. Hij zegt “Hello” (ge had waarschijnlijk niets anders verwacht) en gaat in het Farsi verder tegen Abdullah. Het blijkt dat hij ons uitnodigt om bij hem te komen lunchen! “We” bedanken beleefd en zeggen dat we nog ver moeten rijden, kopen wat eten (zodra de oude man, letterlijk, het hoekje om is) en gaan dit opeten in het park. In het park zitten nog groepjes te picknicken (= nationale bezigheid). Onmiddellijk worden we uitgenodigd om bij hen te komen zitten. Op de grond zitten is niet echt ons ding en dus slaan we het aanbod met veel gebaren af. We zitten echter nog niet gans neer op ons bankje of de dame van het groepje picknickers komt met een reuze watermeloen naar ons toe en snijdt drie enorme sneden voor ons af.
Na de picknick hebben we nog een 300 tal km af te leggen en Abdullah komt op het fantastische idee traditionele Iraanse muziek gemengd met erg diepzinnige teksten (jammer genoeg voor ons in het Farsi) af te spelen. Die traditionele muziek is niet echt onze smaak en als het dan nog gemengd wordt met een luisterspel in een taal waar we geen knijt van verstaan dan wordt het tijd om in te grijpen. Volgens de regels van de tarof zeg ik dat die muziek me heel erg doet denken aan een Westers muziekstuk dat ik erg graag hoor en dat per toeval op mijn telefoon staat. Ik speel “To notice such things” een symfonisch werk van Jon Lord, de vroegere toetsentokkelaar van Deep Purple (iedereen die het werk niet kent wordt hierbij aangeraden dit eens te beluisteren). Abdullah lijkt de muziek goed te vinden (kan ook tarof zijn) en wij vinden het veel beter dan wat we daarvoor te horen kregen.
Ons hotel is beter dan de naam “Tourist Inn” laat vermoeden. Er is dan wel geen lift maar wel een pijl die de richting van Mekka aangeeft (altijd interessant in geval van nood)
Bedankt om zonder morren door deze lange (en dubbele) episode te werken.
Trektocht naar de nomaden
Shishish (of zo iets had Abdullah op ons briefje geschreven) blijkt niet lamsschenkel maar 6 (shi) koteletjes (shish) op een spit te betekenen. Dit is geen probleem want koteletjes is een deel van het lam (het enige?) dat we nog niet gegeten hebben en bovendien eten we dit erg graag. We hebben nog niet gans ingestemd met de koteletjes of daar komt de eerste schotel al: elk een potje yoghurt met een plat brood. We zijn nog maar pas gestart met dat brood en yoghurt of we worden gevraagd aan het saladebuffet aan te schuiven. Dan zijn we nog maar pas terug zijn van de ravitaillering aan het saladebuffet of de koteletjes maken al hun opwachting waarbij de patron zegt dat we sneller moeten eten, want dat de koteletjes anders koud zullen worden. Daar heeft de brave man een punt, maar hij moet begrijpen dat niet iedereen zo snel eet als Abdullah en alle andere Iraniërs die we al bezig gezien hebben.
Enfin, geen gezaag, alles is erg lekker en we kunnen, de massale hoeveelheid rijst niet te na gesproken, ons bordje leeg maken zonder overtoeterd te zijn. Goed dat we maar één hoofdschotel besteld hebben.
Na een rustig nachtje worden we om 8 uur opgehaald door Abdullah. We rijden een kleine 2 uur in noordelijke richting, waarbij we geleidelijk meer en meer stijgen. We stoppen onderweg om een paar flessen water, een brood en wat bananen te kopen. Hiermee zouden we voldoende moeten voorbereid zijn om de berg die we in ons vizier hebben te beklimmen.
Aan de start van de wandeling is het veel moeilijker parkeren dan in Persepolis. Dit heeft natuurlijk te maken met de grootte van de parking maar ook met het aantal auto’s. Het is natuurlijk vrijdag (= zondag) en dat zal wel verklaren waarom hier zoveel mensen zijn. We weten ondertussen al dat picknicken in familieverband de nationale hobby is dus is het niet onlogisch dat hier veel mensen samengetroept zijn.
We beginnen te stappen en voelen onmiddellijk dat we hier al op een respectabele hoogte zijn. We weten niet exact hoe hoog het vertrekpunt is, maar het moet toch een stukje boven de 2000 m zijn. Met een goed gevulde rugzak begin ik als een echte professionele muilezel te stappen. Abdullah ziet er menselijker uit (zij het minder pro) want hij loopt hier rond met alleen een papieren zakje met een reclame van Mango op. Naarmate we verder stijgen komen we meer en meer mensen tegen die weer naar beneden komen. Ik denk niet dat er één is die niet “hello” zegt en vraagt waar we vandaan komen en ons welkom heet in Iran. Zo ongeveer 1 op 5 gaat verder en begint iets wat op een gesprek zou kunnen lijken, mocht de taalbarrière niet zo groot zijn (mijn Farsi lijkt nl. op niet veel … en zeker niet op Farsi). Zo ongeveer 1 op 10 gaat nog een stapje verder en wil met mij op de foto. Ze hebben waarschijnlijk nog nooit een muilezel met een zonnehoed op gezien.
Naast echte Iraniërs zien we ook op verschillende plaatsen nomadententen. De nomaden hier zijn Qashqai (welbekend bij de Nissan bezitters). Die mannen (en ik veronderstel ook hun vrouwen) spreken Turks maar ook Farsi omdat ze met hun moedertaal, het Turks dus, hier niet veel meer dan rondtrekken met hun schapen en geiten kunnen aanvangen. Meestal zijn er zo’n 300 dieren (schapen en geiten) in één kudde. Een paar herdershonden zorgen voor orde in de horde en meestal staat een (muil)ezel van op afstand alles te bekijken. Die moet namelijk alleen maar werken als de nomaden besluiten zich te verplaatsen = alleen als ze moeten = na de zomer of wanneer er niet meer voldoende eten in een cirkel van een paar uur stappen is. Naarmate we verder klimmen duiken hier en daar stukken met sneeuw op. Wie had dat gedacht van Iran? Ik, die me Iran voorstelde als een grote woestijn, zeker niet.
Na een mooie beklimming van ongeveer 2.5 uur komen we aan de top van een heuvelrug. Nadat we de heuvelrug overgestoken zijn ligt er een meer aan onze voeten (die zich nu volgens een van onze medewandelaars op 3130 m bevinden). We moeten wel nog een 50-tal m door de sneeuw ploeteren maar zelfs Gertrude doet dit graag want het betekent dat we het doel bereikt hebben.
Overal aan de oevers van het meer zitten mensen, oud en jong, in familieverband of met vrienden. We vleien ons ook neer na een paar keer gezegd te hebben dat we uit België komen en evenveel keer bedankt hebben voor hun uitingen van gastvrijheid. We zitten nog niet gans neer of een madammeke komt ons chocolade bonbons aanbieden. Ik bedank, als een volleerde in de Iraanse beleefdheid = tarof, tot driemaal toe maar accepteer dan toch zoals het betaamt. Nog geen 2 minuten later staat een man voor mij die me, na te vragen waar ik vandaan kom en wat ik denk van Iran, vraagt of ik geen zin heb in wijn. Ik spits de oren maar vraag me tezelfdertijd af of ik misschien een agent van de geheime dienst voor mij heb. Ik zeg voorzichtig dat ik weet dat van Shiraz druiven wijn kan gemaakt worden. Dit is voor hem meer dan voldoende om een plastieken fles met wijn te halen. Het blijkt een soort rosé-achtig brouwsel te zijn, waarin duidelijk alcohol kan ontdekt worden. We moeten natuurlijk zeggen wat we van de wijn denken. Er is geen haar op mijn hoofd dat er ook maar een seconde aan denkt de onverbloemde waarheid te zeggen en dus zeg ik dat hij erg lekker is. Gelukkig is dit voor hem geen aanleiding om nog eens bij te schenken.
Na nog een aantal kiekjes en “gesprekken” over België is het tijd om eens tot bij een van de nomadententen te lopen. We laten de overschot van onze cakes die we gisteren in Shiraz kochten en de bananen bij de nomaden achter. Ze lijken er erg gelukkig mee (geen wonder want ik heb onderweg geen enkele bananelaar zien staan) en krijgen 1.5 l doogh (= drinkyoghurt) mee. We beslissen vrij snel dat Abdullah de hele 1.5 l mag hebben.
We wandelen verder rond het meer om de afdaling te beginnen, maar niet voordat ik bij een van de groepjes die langs de oevers van het meer liggen aan hun waterpijp gelurkt heb. Het smaakt niet slecht, maar ik besluit toch niet te enthousiast te doen, want Abdullah heeft al verteld over het groot aantal opiumverslaafden in Iran ( 3 milj. op 80 milj. inwoners). Men gebruikt er wel een andere soort pijp voor, naar het schijnr, maar men weet maar nooit.
Op de terugweg vraagt Abdullah of we bij hem thuis zouden willen komen vanavond. Ik vraag hem of ik eerst 3 x moet weigeren om aan de regels van de tarof te voldoen. Hij zegt dat dit niet nodig is en we accepteren de uitnodiging dan ook in 1 x. Toch lijkt Abdullah aangenaam verrast / ongelooflijk vereerd. Hij stopt eerst nog aan een winkeltje. Achteraf zegt hij dat hij daar bier voor mij wou kopen maar dat de eigenaar van het winkeltje er niet was en dat hij aan de winkelzoon (ik neem aan dat die bestaan aangezien er wel winkeldochters bestaan) geen alcoholische drank kon vragen (allemaal kwestie van vertrouwen en vertrouwd worden).
Bij Abdullah aangekomen worden we voorgesteld aan de familie. Eerst is er de moeder (68), de vader is 6 jaar geleden overleden. Ze ziet er een vriendelijke vrouw uit, maar spreekt geen woord Engels. Het lijkt erop dat ze graag kookt (moet ook wel met Abdullah in de buurt) en dat de BH winkel erg ver van haar woning gelegen is.
Dan is er de oudste zus. Zij is een schooloverste. Ik twijfelde, gebaseerd op haar fysionomie, tussen schooloverste en boekhoudster. Ze spreekt ook geen Engels. Zij is getrouwd met een zeemachtboefer en omdat er in Shiraz niet genoeg water is voor een boot wonen ze in het Zuiden aan de Perzische Golf. Ze hebben een dochtertje van 10 dat met wat aandringen toch wat Engels praat met ons (ze toont ons haar roze geschilderd kuiken, ze maakt een questionnaire waarop Gertrude moet invullen wat ze van Iran denkt, hoe oud ze is, enz. en ze speelt een spelletje met ons). Verder is er nog een zus. Die spreekt zeer behoorlijk Engels (heeft Engelse literatuur gestudeerd maar heeft er 6 jaar niets mee gedaan). Zij lijkt het buitenbeentje (samen met Abdullah) van de familie, is 28 jaar, heeft geen hoofddoek op (wat Gertrude erg jaloers maakt) en praat honderduit over van alles en nog wat. Als het gesprek over kledij gaat vraagt ze of we willen dat ze haar feestkleed gaat halen. Ja, natuurlijk zeggen we en minuten later staat ze er in vol ornaat. Tenslotte is er nog een andere zus (25 jaar). Die heeft IT gestudeerd en is veel ingetogener dan haar zus. Als ze hoort dat we beiden (?) apothekers zijn wil ze wel weten hoe ze van haar acne kan afraken. We beginnen over Benzoylperoxyde maar als blijkt dat ze dat al geprobeerd heeft schakelt Gertrude de grote kanonnen in en zegt ze dat bij sommigen DE pil helpt. Ik denk dat het goed is dat de moeder geen Engels verstaat of we konden naar het eten …. en Abdullah’s Shiraz fluiten.
Terwijl Abdullah buiten BBQt en de boefer binnen naar het wereldkampioenschap Grieks Romeins worstelen kijkt, krijgen wij van de verzamelde dames koekjes, thee, drie soorten meloenen, limonade, enz. We kunnen Abdullah overtuigen zijn wijn te sparen tot het eten. Een tafel vol eten wordt ons voorgezet (yoghurtsoep, twee andere soorten yoghurt, BBQde kwartels, brood, rijst, aardappels met turmerik, lamsstoverij met groene bonen en tomaten, enz. enz.). De wijn die we krijgen ziet er absoluut niet uit als een Shiraz die wij in de winkel kopen. De kleur is rosé met duidelijke tekenen van evolutie, de geur en smaak bevestigen de eerste impressies. Madeira komt waarschijnlijk dicht in de buurt van dit brouwsel. Het is niet slecht, maar we hebben wel al betere dingen gedronken. Abdullah wil natuurlijk weten wat we ervan vinden. Ik schud snel een diplomatisch antwoord uit de mauw door te zeggen dat ik zijn wijn nog beter vind dan de wijn die we deze middag aan het meer gekregen hebben. Dat is blijkbaar een hele opluchting. Wel probeer ik nog het principe van het waterslot uit te leggen maar als Abdullah zegt dat er twee scholen zijn nl. de wetenschappelijke en de traditionele en dat hij de traditionele volgt, hou ik het voor bekeken.
We krijgen nog een hartelijk afscheid van een fantastische familie en krijgen net bij het verlaten van het huis nog de vierde zuster te zien. Op uitzondering van de ene broer die Abdullah rijk is, maar die ergens ver weg woont (in onmin?) kennen we nu de hele familie van onze gids en kunnen we met een gerust hart de tweede helft van de reis aanvatten.
Shiraz (deel II)
Zoals gezegd staan vandaag een bezoek aan de oude stad en het uitvoeren van wat kleine taakjes zoals wat verse Rials indoen, eens kijken of ik ergens mijn Teva’s kan laten repareren vooraleer de situatie ernstig wordt, een postkantoor bezoeken om te vragen of ze postzegels met “peten” hebben voor Marc, … op het programma.
We beginnen de dag dan ook relax met een ontbijt op een maag die, in tegenstelling met de vorige dagen, niet meer druk bezig is met de vertering van het eten van de vorige avond. Dat is eens iets anders. Abdullah komt ons maar tegen 9:30 ophalen. We zullen wel zien wat hij voor vandaag in petto heeft en of hij al weet waar we morgen moeten zijn voor een trekking in de bergen en een bezoek aan de nomaden.
Vóór ons bezoek aan de citadel stappen we bij de post binnen. Ze hebben geen postzegels met “peten”, alleen postzegels met bloemen maar daar is Marc niet in geïnteresseerd.
De citadel werd gebouwd tijdens de Zand dynastie (ongeveer 200 jaar geleden). Het geheel is van buiten erg sober versierd met wat uitstekend metselwerk maar is binnenin een groene oase. Rondom de tuin met de obligate waterpartijen zijn ruimtes die van muur tot en met plafond beschilderd waren. Jammer genoeg blijft hiervan niet veel over, omdat alles overdekt geweest is met pleisterwerk tijdens de periode dat het gebouw dienst deed als gevangenis (ten tijde van de Shah).
Daarna lopen we via de Bazaar naar de Vasil moskee. Al die moskees lijken natuurlijk wel een beetje (veel?) op elkaar met 1, 2 of 4 aywans (openingen in de 4 betegelde façades die de grot waar de Profeet Mohammed onderkomen in vond, moeten voorstellen). Deze hier heeft 2 aywans en onderscheidt zich verder van andere moskeeën door de getorste versieringen van de pilaren van de gebedsruimte. Abdullah legt ons een paar basiselementen van een gebedsruimte uit. Zo is er de mihrab (put waarin de voorbidder staat), het verhoog waarop de “master of ceremony” staat om aan te geven wat de gelovigen nu moeten doen (de achterste rijen zien namelijk niet wat vooraan gebeurt) en dan is er nog de minbar( niet minibar!). Dit is een soort zeer hoge (dikwijls 12 trappen omdat de Shi’ieten geloven dat er 12 imams geweest zijn) tennisstoel vanwaar de mullah (of ayatollah, maar zo zijn er maar 8 in heel het land) zijn preek afsteekt. Die kan religieus zijn maar ook politiek want gedenk, waarde lezer, hier heeft men geen scheiding van kerk en staat, au contraire, de Supreme Leader, nu is dit Ayatollah Khameneii (de opvolger van Ayatollah Khomeini) staat boven de president, is de bevelhebber van het leger en van de Revolutionaire Wacht, enz.
Na de moskee komt het schrijn van de twee broers van de 8ste imam aan de beurt. Eergisteren bezochten we al het schrijn van de neef van de 8ste imam. Die was op het veld van eer gesneuveld, toen hij zijn oom wou komen helpen. Wel, hetzelfde lot was de twee broers beschoren wat nog maar eens bevestigt dat de vroegere tijden in bloeddorstigheid niet moeten onderdoen voor de huidige tijden. Abdullah mag ons hier niet rondleiden. Voor buitenlandse gasten zijn gidsen van het International Affairs Office aanwezig. De brave borst zegt een paar woorden in het Engels zoals “Hello” “Where are you from?”en “Welcome to Iran” (waar heb ik dat nog gehoord?). Daarna bewijst hij onmiddellijk dat zijn Farsi veel beter is dan zijn Engels door de hele tijd met Abdullah te praten. Ik zou er volledig voor spek en bonen bijstaan moest Abdullah (tegen de regels neem ik aan) niet nu en dan eens een zinnetje of twee vertalen. We (ik aan de ene en Gertrude aan een andere ingang) doen onze schoenen uit en betreden het schrijn. Net zoals bij het schrijn van de neef is het hier ook een echt spiegelpaleis. Een paar van die spiegels die allemaal uit zeer kleine facetten van misschien één of twee cm bestaan zijn oud (800 jaar). Daar is het echter niet bij gebleven. Recente dynastieën (vooral de Qasars een 150 jaar geleden) hebben zich verplicht gevoeld de wanden en plafonds volledig met spiegeltjes te bezetten. De grot van Alibaba heeft er niets aan, denk ik .... want ik heb ze nooit gezien.
Abdullah en de International Affairs man geraken in gesprek met een wacht die daar al meer dan 50 jaar iedere keer dat hij wakker is en niet moet eten of naar het toilet gaan, aan het schrijn staat. Voor mij is het weer spek en bonen geblazen, maar dat is nog niets in vergelijking met Gertrude die ondertussen een half uur buiten staat te koekeloeren. Hierdoor (of door een beginnende zonneslag) krijgt ze een felle feministische opstoot. Die moet ik tussen het spek en de bonen verwerken. De International Affairs gids ziet dat er een haar tussen het spek en de bonen zit en biedt Gertrude aan een vrouwelijke gids te zoeken die haar nog eens in het spiegelpaleis kan rondleiden. Dit is niet van aard om Gertrude’s suffragette gehalte naar beneden te brengen en we besluiten dus het bezoek aan het schrijn af te sluiten. Dat is echter buiten de waard gerekend, want als vertegenwoordiger van het International Affairs Office moet hij ons meenemen naar zijn bureau, waar hij ons een koekje en een mierzoet drankje moet serveren. Als wederdienst moeten wij een paar folders in ontvangst nemen, onze naam en contactgegevens opgeven en in een gastenboek schrijven wat we van het bezoek vonden. Ik besluit het hoofdstuk over het spek en de bonen te laten voor wat het is en bedank (in het Nederlands) voor de gastvrijheid. Lezers die geïnteresseerd zijn in de folders die we kregen (b.v. Message à la jeunesse dans les pays occidentaux) mogen die gerust komen ontlenen op de Wijnberg.
Op weg naar een madrassa ziet Gertrude een schoenmaker bij zijn leest. Ik toon hem in mijn beste Farsi dat de zool van mijn Teva loskomt. Hij smeert er wat lijm aan en naait dan de tip van mijn zool stevig vast. Het grapje kost me 100’000 … Rials (= 2.5 €) maar daarvoor mag ik ook een foto van hem nemen.
Na nog een moskeebezoek en 100 Euro uitgewisseld te hebben naar een paar miljoen Rials kunnen we huiswaarts keren, zodat ik dit verslag kan schrijven en zodat we wat kunnen rusten en douchen vooraleer we lamsschenkel in een restaurant op 10 minuutjes stappen van het hotel kunnen gaan eten. Deze keer zegt Abdullah zelfs dat we misschien beter maar één portie moeten bestellen. We zien wel hoe dat allemaal uitdraait.
Persepolis en omgeving
Het dinneetje gisteravond is op een aantal vlakken anders gelopen dan verwacht. Abdullah had in het traditionele restaurant naast de deur een tafeltje voor twee gereserveerd. De plaats voor ons twee was er …. maar op een tapijt i.p.v. aan een tafeltje. Om eerder uitgelegde redenen bedanken we daar vriendelijk voor maar tafeltjes waren er voor ons niet omdat een horde Teutonen alle tafels aan mekaar geregen hadden en die onverzettelijk in bezit hielden. Daarom besluiten we naar het BBQ restaurant op de bovenste verdieping te gaan. Daar heeft men stoelen en tafels maar daar laten we ons weer verleiden tot twee schotels voor ons tweeen. Het resultaat is dat we weer met een overtoeterde maag naar buiten komen (ondanks de twee drinkyoghurts die bij de vertering zouden moeten helpen). We zullen het nooit leren.
Na een relatief goede nacht en een relatief (zelf opgelegd) karig ontbijt vertrekken we naar Persepolis. Het is zeer snel duidelijk waarom deze plek voor de meeste Iran trips het hoogtepunt is. De ruines zijn indrukwekkend. Vanaf de centrale toegangsweg ziet men onmiddellijk éen trap rechts en éen trap links die beiden uitgeven op een terras waar een monumentale poort (een 20-tal m hoog met stieren afbeeldingen) toegang geeft tot de rest van de site. Die bestaat uit ontvangszalen, paleizen, een schatkamer en twee graftombes (ondanks het feit dat navolgelingen van Zoroaster eigenlijk niet begraven mochten worden … maar ja, voor een koning kon men toen ook al een uitzondering maken).
Omdat jullie algemene kennis voor mij belangrijk is zal ik nu de koningen die hier de scepter zwaaiden eens opnoemen. Ik ben ervan overtuigd dat dit namen zullen zijn die bij velen van jullie herinneringen aan de schoolbanken zullen oproepen maar wees gerust er komt geen ondervraging op het einde van de reis (wat voor velen een opluchting moet zijn na de herinneringen aan de schoolbanken).
De eerste koning was Cyrus, dan kwam Cambyses, dan Darius, dan Xerxes, dan Ataxerxes, dan Ataxerxes II (omdat alle namen op dat moment uitgeput waren schakelde men over op recyclage), dan Darius II en dan Ataxerxes III. Die laatse twee liggen hier begraven omdat, toen zij de pijp aan Maarten gaven, de necropolis, een tiental km van de site verwijderd, vol lag. Veel plaats voor graftomben moest men hier niet voorzien, omdat het liedje van Persepolis toch ver uitgezongen was. Alexander de Grote (die kent ge ook nog wel van op de schoolbanken) kwam hen toen eens tonen hoe het moest. Hij vernielde en passant de site door een vuurtje te stoken … maar niet vooraleer de schatten uit de schatkamer in veiligheid (in Macedonie) gebracht waren. Waar het werk niet grondig genoeg gedaan was door Alexander kwamen later nog de Arabieren en de Mongolen (van Mongolie) de klus vervolledigen. Het nadeel voor de archeologen was dat er niet veel meer op elkaar stond toen ze aan het werk begonnen in het begin van de 20ste eeuw, maar het voordeel voor de hedendaagse toerist is dat de meeste bas reliefs zeer goed bewaard zijn omdat ze door het puin tegen de erosie beschermd waren. De uitzondering hierop is de grafiti die eind 19de / begin 20ste eeuw schaamteloos aangebracht is door individuen (b.v. Graf Schulenburg heeft trots zijn naam in de poot van een stier van de toegangspoort laten graveren in 1926) of zelfs door firma’s (misschien op incentive trip naar Persepolis?!?) zoals b.v. de Chicago Inter-Ocean company in 1897 of de Central India Horse company in 1912.
Na het bezoek aan Persepolis gaan we naar Pasargad. Daar staat de graftombe van Cyrus en stond ook het paleis van hem. De graftombe is perfect bewaard. Abdullah zegt dat dit te verklaren is door een opschrift boven de ingang waarin Cyrus er bij toekomstige bezoekers (ik denk niet dat hij toeristen in gedachten had) op aandringt zijn graf ongemoeid te laten. Het is duidelijk dat hij beter een bordje met een vergelijkbaar opschrift aan de voordeur van zijn kasteel, zijn ontvangstzaal, zijn tuinen, enz ook gehangen had, want “bezoekers” hebben daar wel lelijk huis gehouden … iets dat ze niet gedaan hebben met de graftombe.
De laatste stop voor de dag is de necropolis. Vier graftombes (met een variabel aantal graven binnenin) zijn in de vorm van een groot kruis (volgens Abdullah afgeleid van het Swastica teken) uit de rotsen gehakt. Bovendien zijn er zowat overal op de rotsen bas reliefs gemaakt. Die geven aan hoe de koningen de Romeinen versloegen en hoe ze hun kracht puurden uit de steun van Ahura Mazda (de God van het Zoroastrisme).
Van de necropolis gaat het terug naar Shiraz en op de terugweg krijgen we te maken met een onweer. Hierdoor gaat het kwik van 33 naar 28° C wat in dank afgenomen wordt. We hebben het ook weer over de wijn die Abdullah maakt. Ik denk dat de wijn niet fantastisch is, maar zou het spul toch eens willen proeven want hoevelen kunnen claimen dat ze een Shyraz geproefd hebben die van Shiraz druiven gemaakt is door een man geboren en getogen in Shiraz.
Het is met enige trots dat ik ook kan melden dat we vanavond in het traditionele restaurant gegeten hebben (op een stoel aan een tafeltje) en dat we de wilskracht hebben kunnen opbrengen om maar 1 schotel te bestellen … en gelukkig maar, want de schotel was opnieuw zo belachelijk groot dat we hem zelfs met verkrachte eenden maar met moeite hebben kunnen opeten.
That’s it folks … voor vandaag. Morgen hebben we een redelijk rustige dag in het oude stadscentrum van Shiraz. We houden jullie op de hoogte.
Shiraz
Vandaag staat een bezoek aan de buitenranden van Shiraz gepland. We moeten maar om 9:15 klaar zijn. Dit geeft ons veel tijd vooral ook omdat we maar wat yoghurt en een paar stukjes watermeloen tussen onze tanden krijgen. Voor al het andere lekkere eten passen we om de vrede met onze maag te bewaren.
We bezoeken de tuinen van de beroemde dichters Saadi en Hafez. Die tuinen lagen in de 9de en 10de eeuw respectievelijk een eindje buiten de stad. Ze werden van water voorzien door middel van quanots die het water over kilometers via een ondergronds netwerk van kanalen vervoerden. Deze groene oases zijn voor ons fantastisch, want ze brengen wat koelte. Het is hier namelijk in Shiraz koeler dan in Shushtar (38° i.p.v. 46° C) maar toch nog heet (Abdullah zegt dat er een hittegolf is en hij zegt er onmiddellijk bij dat hij er niets kan aan doen).
Deze groene oases waren voor Saadi en Hafez ook fantastisch (omdat er toen ook al hittegolven waren). Zij (en de vele andere maar minder bekende poëten) konden op die manier hun ding in koelte doen. Abdullah legt ons uit hoe belangrijk poëzie in het leven van de (zelfs ongeletterde) Iraniër is. In het meest banale gesprek gebruikt de Iraniër blijkbaar verzen van een of andere poëet om zijn gedachten kracht bij te zetten. Men is des te meer gerespecteerd naarmate men meer verzen van de beroemde poëten kan citeren. Ik realiseer me dat ik heel wat werk voor de boeg heb wanneer ik terug in België kom want veel meer dan Van Ostayen’s “Marc groet de dingen” is bij mij niet overgebleven van de verplichte poezie lessen.
We bezoeken ook nog het mausoleum van de neef van de 8ste imam. Die werd vermoord toen hij zijn oom ter hulp kwam. Geen hulp kon baten want de 8ste iman werd in Machad ook vermoord … waarbij ik me afvraag hoeveel imams er een natuurlijke dood gestorven zijn. Dat moet ik eens opzoeken maar ik vrees dat ze op een hand te tellen zijn.
We kopen ons een paar bananen waarvan we er elk 1 opeten … nog altijd kwestie van onze maag te vriend te houden. Daarna brengen we een bezoekje aan Aliye (de dame van het reisagentschap die onze trip georganiseerd heeft) en bezoeken de Noorderpoort (of Poort van de Koran) vanwaar we een mooi zicht op de stad hebben. Daarna besluiten we het einde van de dag uit te roepen.
Vanavond hebben we een tafeltje in het traditionele verdiep van ons naburig restaurant besteld en we hebben nu al beslist dat we maar 1 schotel gaan bestellen. Het is nu bijna 8 uur en pas nu lijkt mijn maag bekomen te zijn van het gevecht met de sizzler …. maar ik heb toch gewonnen (Pyrrhus won in de tijd ook, meen ik me te herinneren).
Van Shushtar naar Shiraz
Vandaag is het weer grotendeels een verbindingsrit. Om de kleine 600 km te overbruggen moeten we eerst langs Ahwaz. Dit is het hart van de Iraanse olieindustrie. We zien inderdaad een aantal boortorens met de kenmerkende steekvlam bovenaan, maar de torens staan zo ver van elkaar dat het geen spectaculaire plaatjes (à la Dessert Storm) kan opleveren. Ahwaz is, volgens een Italiaanse toerist die we in Shush tegengekomen zijn, ook het hart van de Mandaeistische gemeenschap (volgelingen van Johannes den Doper). Ahwaz heeft niet veel moeten doen om tot hart van die gemeenschap uitgeroepen te worden met zijn 20’000 beoefenaars op een gobaal ledenbestand van minder dan 70’000. De Mandaeisten zijn doorheen de eeuwen dermate efficiënt vervolgd dat ze een op sterven na dode gemeenschap geworden zijn.
We trekken verder Zuid / Oostwaards. Gelukkig is het vandaag koeler dan gisteren. Het is maar 43° C deze keer. Maar we gaan, volgens Abdullah, naar de avond toe terug de bergen in (Shiraz ligt op 1500 m) en hierdoor kunnen we dus hopen dat enige vorm van normaliteit qua temperaturen zal terugkeren.
Aan de voet van die bergen (ongeveer 100 km voor Shiraz) ligt Bishapoor. Eerst worden we getrakteerd op een paar bas reliëfs die een goede 1800 jaar geleden op de rotswanden gesculpteerd werden. De taferelen beelden de overwinningen van de Sassanitische koningen op hun vijanden uit … en vijanden daar hadden ze er wel een paar van bv. de Arabieren die heus niet op Mohammed gewacht hebben om de streek hier onveilig te maken, de Romeinen die er een dode (Gordianus) en een gevangengenomen keizer (Valerianus) aan overhielden.
Aan de overkant van de weg bezoeken we dan een heel tempel- en paleizencomplex van dezelfde periode (ongeveer 200 na Jezuske). Eerst zien we de (overblijfselen van) versterkingen die rond het complex stonden. Daarna bezoeken we de Anahita (godin van de vruchtbaarheid bij de Zoroasters) tempel. Deze keer is de tempel niet op een heuvel maar in een 6 m diepe kuil gebouwd. Ondergrondse kanalen brengen water van de rivier, die een paar 100 m verder ligt, naar een waterpartij in het centrum van de tempel. Het geheel moet erg indrukwekkend geweest zijn en is zeer goed gerestaureerd (= voldoende heropgebouwd om een goed idee te geven van hoe het er ooit moet uitgezien hebben zonder alles te herdoen). We zien ook nog een gebouw dat als harem dienst deed (hoe die archeologen dat weten gaat mijn petje te boven, want ik heb daar in einde en verre geen dame gezien die voor harembewoonster in aanmerking zou kunnen komen). Verder nog een (eertijds) overkoepelde ontvangszaal van zeer respectabele afmetingen en een paleis dat na de inval van de Arabieren omgevormd werd tot madrassa.
Na het bezoek aan Bishapoor wordt koers gezet naar Shiraz waar we pas rond 8 pm toekomen. Het hotel ziet er prima uit. Misschien is die indruk nog versterkt door het contrast met ons hotel van de vorige 2 nachten, maar ongeacht, we zijn erg tevreden en overmoedig vraag ik aan de receptioniste of haar WiFi me zal toelaten De Standaard te lezen. Ik ben namelijk erg benieuwd naar de uitleg van Hein Van Haesebroek voor de smadelijke nederlaag van mijn ploeg in Zulte Waregem, of all places. Het madammeke aan de receptie heeft echter nog nooit van de Gantoise gehoord en het woord buffalo’s roept bij haar waarschijnlijk alleen maar een beeld van wilde prairies op. Ik berust (Hein en Ivan mogen zich gelukkig prijzen) en besluit dat een frisse douche, wat verse kleren en een lekker etentje het beste is wat we kunnen doen. Abdullah raadt ons het spiksplinternieuw restaurant net naast de deur aan. De buur van ons hotel een restaurant noemen is een understatement. Het betreft hier een restaurant complex met in de kelder een restaurant dat de traditionele Perzische keuken serveert. Op het gelijkvloers is een buffet stijl restaurant, op de eerste verdieping is een restaurant speciaal voor onze kleintjes, op de tweede verdieping wordt fastfood (pizza’s hamburgers, etc) geserveerd, op de derde verdieping is er een restaurant van internationale signatuur (pizza, steaks, pasta, visgerechten, etc) en op de vierde verdieping komen de BBQ stijl gegrilde gerechten (kebabs, etc) aan bod. Wij willen traditioneel Perzisch eten, maar een horde Duirse toeristen hebben alle tafels en stoelen bezet waardoor voor ons alleen de mogelijkheid van (weliswaar erg traditioneel) aan te liggen op een bed bedekt met Perzische tapijten overblijft. Hiervoor passen we met als 1 van de excuses dat we de tapijten niet willen besmeuren, maar mijn voornaamste bezorgdheid is dat ik na de maaltijd een paar obers en oberessen zal nodig hebben om weer recht te geraken. We belanden in het international restaurant omdat het buffet gesloten is, we ons wel nog kits voelen, maar niet meer kids en de BBQ kebabs de laatste paar dagen schering en inslag geweest zijn.
In het Internationale restaurant heeft men nog tafels vrij en dus bestellen we daar twee sizzlers (een mengsel van kippe- en rundsblokjes, met paprika’s, champignons en ui geserveerd op een gloeiend hete plaat … vandaar de naam sizzler). Dit alles brengt me in een “Westerse mood” waarbij ik me onmogelijk het gebruik van drinkyoghurt kan inbeelden. Ik bestel dus het alcoholvrije bier dat, volgens de boekjes, het dichtst bij echt bier zou moeten aanleunen. Dat laatste zou wel eens de waarheid kunnen zijn, want het heet Bavaria en komt uit Nederland. Ik kom tot de conclusie dat het inderdaad bij bier aanleunt … maar dicht ?!?! Dat zou ik niet zeggen. Mijn tweede conclusie is dan ook dat ik voor de nabije toekomst bij drinkyoghurt zal blijven.
Plots komt de ober met een wagentje met de 2 sizzlers. Hij heeft geluk dat hij met zijn wagentje niet op de openbare weg moet, want de politie zou hem zeker op een weegbrug zetten. Zo’n hoeveelheden eten heb ik nog niet dikwijls in mijn leven gezien. Eén schotel voor ons tweeën was waarschijnlijk al teveel geweest en daar staan nu twee schotels voor ons klaar. Bovendien hebben we onze “sweeper” Abdullah niet bij en ook onze (schoon en klein)kinderen zijn er niet om een mondje te helpen. Mijn motto getrouw besluit ik echter geen eten te laten verloren gaan en begin ik een moedige strijd met mijn sizzler. Naar het einde van de maaltijd toe heb ik serieuze twijfels of de knoopjes van mijn hemd het gaan houden, maar de wonderen zijn de wereld nog niet uit en ik geraak tot aan mijn bed zonder kleerscheuren … letterlijk. Gertrude moet na drie kwart van het parkoers opgeven … het mietje.
De omgeving van Shushtar
Wat te vrezen was is gebeurd: de nacht is niet fantastisch geweest. De koude wind van de air-conditioning, het groene (?!?) licht vanuit de gang en de onbuigzaamheid van de matras hebben een impact gehad op mijn (in mindere mate) en op Gertrude’s (in meerdere mate) slaappatroon. Een goede douche (waarbij alles, inclusief de 2 WC’s (een Franse en een echte) die onze badkamer rijk is, kloddernat wordt) en een stevig ontbijt brengen beterschap. We zijn klaar om de omgeving van Shushtar te verkennen.
Eerst gaan we naar Choka Zambil, een tempelcomplex van de Elamieten van 13de eeuw vóór Jezuske. De piramidale ziggurat (= hoofdtempel) ligt er vrij goed bij, ten eerste omdat hij handig gebruik maakt van een natuurlijke heuvel en, ten tweede, omdat er regelmatig gerestaureerd wordt. Het probleem van de Elamieten (maar ik denk niet dat ze er zelf (nog) veel mee inzitten) is dat al hun bouwwerken in adobe (gedroogde klei en stroo) blokken opgetrokken zijn. Die blokken werden tegen erosie beschermd door er een laagje klei met stroo over te smeren. Dit moest zo om het jaar of zo gebeuren. Eens er geen Elamieten meer waren om dat te doen vielen hun bouwwerken snel ten prooi aan het verval. Daardoor weten we weinig van de Elamieten en bovendien schreven ze vooral op kleitabletten. Die waren ook niet zo stevig als die van Apple of Samsung of steen … waar bv de Assyriërs en de Akkadiers op griften. De Elamieten moeten echter een erg stevige bewindsstructuur gehad hebben want anders zouden ze het niet zo lang (2700 tot 500 voor Jezuske) kunnen trekken hebben. Aan alles komt echter een einde. Elam werd eerst verslagen door de Assyriers, die kregen op hun tjoepe van de Meden waarvan de leider vermoord werd door die van de Perzen (= Darius waar ge allemaal wel op school over geleerd hebt) en zo spreken we nu over Perzie. Zijt ge nog allemaal mee?
Na het bezoek aan Choga Zambil (waar we hoop en al voor een site van minstens 1 km2 een 30-tal toeristen zagen) gaan we naar Shush. Daar was de hoofdstad van de Elamieten maar later ook van de Meden (tenminste ‘s winters want tijdens de zomer is het hier in Shush niet te pruimen. We noteren nu, half mei, b.v. al 46° C) en nog later van de Perzen. Op bepaalde plaatsen zijn hier tot 15 bouwlagen te herkennen (door mensen die er (veel) meer van kennen dan wij). In ieder van die bouwlagen heeft men wel iets interessants (van piepkleine beeldjes tot kapitelen van 2 m hoog, van potjes voor parfum tot potten waar een heel beest in kon, van kleitabletten ter grote van een mini GSM tot tabletten waar Steve Jobs nooit zou aan gedacht hebben) gevonden. Die zijn allemaal in het museum aan de ingang van de site ondergebracht. De interessantste originele stukken staan echter in het Louvre in Parijs omdat Franse archeologen tijdens de opgravingen zijn komen helpen. Naast de Fransen waren er ook Amerikanen en Britten en die hebben wat overbleef meegenomen naar de USA of naar GB om de spullen verder te kunnen bestuderen. Die Iraniërs op die manier helpen was wel erg sympathiek; alleen zijn ze vergeten de stukken terug te sturen nadat hun onderzoek voleindigd was en dat is nu al ongeveer 90 jaar geleden. Ik denk dat dit een slok op een borrel zal schelen in de portkosten maar het is hun eigen schuld, dikke bult.
Het allerstrafste is echter dat het eerste wat de Franse experts gedaan hebben het bouwen van een fort op de site was … en dat ze voor de bouw van dat fort de stenen die ze opgroeven hebben gebruikt. Door die stommiteit konden ze natuurlijk beletten dat iemand anders er een stommiteit mee deed maar toch, ik denk, als niet expert, dat er nuttiger zaken dan een Europees ogend fort bouwen mogelijk waren.
Na het bezoek gaan we de inwendige mens met een broodje met falafel (de aandachtige lezers weten dat dit gefrituurde kikkererwtenbrij is maar voor de minder aandachtige lezers wil ik het wel eens herhalen) versterken in een “restaurantje” dat een air conditioning rijk is.
Daarna bezoeken we nog het schrijn van Daniel (wie in de lessen Gewijde Geschiedenis goed opgelet heeft kent nog wel het verhaal van Daniel in de leeuwenkuil). Die Daniel is door de Perzische koning Cyrus bevrijd toen die de Babyloniers versloeg. Uit dankbaarheid is Daniel met Cyrus meegegaan (ik weet niet of Cyrus daar mee opgezet was) maar feit is dat Daniel in Shush de pijp aan Maarten gegeven heeft. Toen de Arabieren 1000 jaar later Perzie onder de voet liepen vonden ze een graftombe waarvan Ali (de eerste Iman na de dood van de Profeet Mohammed … en zijn schoonzoon) zei dat dit het graf van Daniel was en dat Daniel een afstammeling van de profeet David was en dus mocht / moest vereerd worden door moslims en Joden. Voilá, daarmee is jullie kennis bijgespijkerd en weet ge allemaal evenveel als ik.
Nu is het tijd voor een siësta (vanaf 45° C is dit ook voor toeristen toegestaan) en dan gaan we nog de waterwerken in Shushtar bezoeken. Deze 2000 jaar oude waterwerken zijn een ingenieus systeem om water via een 12-tal tunnels naar molens te leiden. Deze door UNESCO als werelderfgoed erkende molens werden tot begin vorige eeuw gebruikt door coöperatieven om graan te malen. Onze Abdullah heeft hier met een collega afgesproken. Met ons vieren gaan we “iets” eten. Naar (goede??) gewoonte is er weer veel te veel. Ik krijg bv. een soort lamsstoverij met een bord rijst waar ik, onder normale omstandigheden, een paar dagen zou van eten. Ik moet echter mijn beste beentje voorzetten en slaag erin de helft te verorberen. Mijn disgenoten (zelfs Abdullah) kunnen ook niet alles op krijgen. ‘t is jammer maar we kunnen ons toch geen malheur eten.
Nu ga ik in horizontale positie zodat ik de vertering kan inzetten. Het voedsel is gemengd met 2 flesjes drinkyoghurt dus zou dit vlotjes moeten lopen, alhoewel ik denk dat de vertering en het slapen nog beter zou gaan had het voedsel gemengd geweest met een glaasje wijn.