Epiloog bij onze staptocht langs de GR 129 van Dinant naar Arlon.
Eindelijk met de juiste afbeelding bovenaan de blog omdat de Reis Mee website een oplossing gevonden heeft voor het probleem dat ik twee maand geleden al aankaartte.
Na een tiental dagverslagen rest mij nu alleen nog een sluitstuk met een aantal conclusies te breien. Misschien moet ik echter vooraleer conclusies te trekken jullie eerst en vooral gerust stellen. Jullie hebben in een tijdsspanne van twee maand twee blogs te verwerken gekregen en ik kan me voorstellen dat het nu voor een tijdje wel geweest is. Als alles volgens plan loopt (en ik realiseer me dat het woord “plan” in Coronatijden misschien raar klinkt) zijn jullie voor minstens een half jaar vrijgesteld. Beloofd.
Wat nu de conclusies betreft: Onze tocht langs het zuidelijke deel van de GR 129 was om verschillende redenen mooi. De GR brengt de wandelaar langs zeer mooie natuur (alhoewel er soms zeer grote bos partijen te verwerken vielen) en we hadden ongelooflijk geluk met het weer. Geen druppeltje regen in België gedurende een periode van 10 dagen in de tweede helft van september is tamelijk uitzonderlijk. Alle overnachtingsplaatsen vielen zeer goed mee met een aantal die er nog bovenuit staken. Sommige van die plaatsen lagen dan wel niet direct op de GR, maar dan hadden we steeds de chauffeur van de bezemwagen stipt op tijd op de afspraakplaats om ons van daar naar de frisse pint, het lekkere etentje en het zachte bed te brengen. Het eten en drinken was trouwens altijd van uitmuntende kwaliteit die iedere vergelijking met vroegere tochten kon doorstaan en er was overal Orval beschikbaar. Wat kan men nog meer vragen?
Het plan om de GR 129 te stappen was een back up plan nadat quasi heel zuidelijk Frankrijk door de Corona pandemie ontoegankelijk gebied was verklaard. Dit betekent dat we bepaalde toegevingen moeten doen. In vergelijking met de Camino stukken, die we in het verleden deden, was de GR 129 hoofdzakelijk (bijna uitsluitend) wandelen door de natuur zonder de culturele pareltjes in de stijl van Conques, Cannes, St Jean de Pied de Port, Bilbao, Mougins, San Sebastian, enz, enz. Omdat we pas zeer laat aan de voorbereiding van de tocht langs de GR 129 konden beginnen en omdat veel hotelletjes en B&B’s door de Corona (nog of al) gesloten waren, moesten we soms wat verder van het GR pad overnachten. Geen onoverkomelijk probleem voor ons, omdat we over een bezemwagen konden beschikken maar toch net iets minder echt. Samenvattend de GR129 was een goed Plan B maar toch een Plan B en dat liet zich in een aantal elementen voelen
In een van de vorige blogs heb ik geschreven dat ik me tijdens de tocht vrij regelmatig de vraag lopen stellen heb: “Moeder, waarom doe ik (doen wij) dat allemaal?”. Ik had beloofd een aantal redenen die mogelijks voor mij van toepassing waren op te lijsten. Ik heb dit hieronder (in alfabetische volgorde) gedaan. Het is aan mij (en jullie) om te bepalen welke redenen mogelijks (meest) van toepassing zijn. Misschien zet de lectuur van al deze mogelijke redenen jullie ook aan het stappen. Wie weet?!
We doen het om de camaraderie te beleven
We willen het doen voor onze gezondheid
We willen een deeltje van de wereld langzaam en in detail leren kennen
We willen de mid (2/3 of 3/4 of 4/5 of 5/6 of 6/7 … 9/10) life crisis te lijf gaan
We willen een tijdje in de natuur verblijven
We willen onthaasten
We kunnen niet meer aan de drang om een blog te schrijven weerstaan
We willen een sportieve prestatie leveren
We willen van de stilte genieten
We willen kunnen stoefen op café
We willen onszelf de tijd geven om tot rust / denken te komen
We willen een volle aflaat verdienen
Ik hoop dat jullie er, in afwachting dat ge zelf gaat stappen, iets aan gehad hebben en tot een volgende keer (beloofd niet voor 6 maand)
Het allerbeste en hou de 4 russen buiten
Dag # 10: Messancy – Arlon
De blog van de voorlaatste stapdag was gisteren wel geschreven, maar kon niet gepost worden omdat de eigenares van het hotel waar we overnachtten wel een papiertje met een wachtwoord erop gekribbeld had, maar ons niet verder kon helpen toen bleek dat niets van wat ook maar enigszins geleek op het gekribbelde wachtwoord wou werken. Enfin, die blog hebt ge ondertussen doorgekregen van zodra we gisteren in Blanden arriveerden en nu kan ik dan aan het verslag van de laatste dag beginnen. We hadden opnieuw gevraagd om 7:30 te kunnen ontbijten omdat we niet te laat wilden vertrekken. De weersvoorspellingen voor de laatste dag waren niet zo goed (buien vanaf de middag) dus wilden we zoveel mogelijk van de tocht gedaan hebben op het moment dat de voorspellingen zouden uitkomen;
Om 8:30 zet Nelly ons af waar ze ons eergisteren oppikte en op dat moment voorspelt de lucht inderdaad niet veel goeds. We zien voor het eerst sinds we in Dinant vertrokken donkere wolken aan de grijze lucht. Na een half uurtje lijkt een waterzonnetje de lucht wat te willen opklaren en nog een half uurtje later kunnen we zelfs hier en daar (met een beetje goede wil) een blauwe schijn waarnemen. Zouden we er dan toch in slagen Arlon zonder regen te bereiken? We houden er een stevige pas op na (gemiddeld doen we gedurende de eerste paar uur net geen 5 km per uur wat voor ons, niet geselecteerden voor de Olympische Spelen, meer dan respectabel is). Rond 10 uur heeft een (soms vrij stevige) wind de meeste wolken weggeblazen en kunnen we weer onder een blauwe lucht met hier en daar wat schapenwolkjes stappen. In Autelbas (dat, ge zult het niet kunnen geloven, naast Autelhaut ligt) kruisen we de E411. Het lawaai valt ons alle drie op. Er is op de brug over de autostrade waarschijnlijk niet meer lawaai dan “normaal” maar 10 dagen in de stilte hebben ons gevoeliger gemaakt. Niet ver voorbij de E411, op een klein wegje, komen we Nelly tegen. Zij is op weg naar het klooster van Clairfontaine. Wij ook, maar bij ons gaat het nog een beetje duren vooraleer we er zijn, want de GR gaat langs allerlei omwegen. Van omwegen gesproken, om tot aan de abdij te geraken moeten we een beetje van de GR afwijken. Als we op de plaats komen, waar ik het zijsprongetje naar de abdij uitgetekend heb, blijkt het padje niet (meer??) te bestaan. We kunnen natuurlijk over het veld gaan maar het ziet ernaar uit dat we na een honderd meter richting bos moeten afbuigen en dat doet me direct denken aan vorig jaar toen we ook vruchteloos op zoek waren naar een pad dat wel op de stafkaarten / GPS maar niet meer in de realiteit bestond. Het komt echter niet zover, want het veld doorsteken is een fluitje van een cent en in het bos vinden we eerst een, zij het, onduidelijk pad en daarna een grote stenen muur. Ik vermoed dat dit de muur van het klooster is en dat we, als we die volgen, wel ergens aan een poort zullen komen. Het eerste is juist … het tweede iets minder. In plaats van een poort vinden we een plaats waar de muur ingestort is maar het is op die plaats zo steil dat we een afdaling door deze opening in de muur minder opportuun vinden. Nog wat verder vinden we een tweede ingestort deel van de muur. Deze opening is vlakker maar afgesloten door een omgevallen boom en wat roest ijzerwerk. Door de opening zien we echter Nelly’s auto staan en dus besluiten we ons niet te laten tegenhouden door wat ijzeren brol dat hier duidelijk niet in 1247 is achtergelaten door de Cistercienzeninnekes.
In de tuin van het klooster vinden we Nelly en een drie sterren plaats voor de picknick. Wat moet een mens nog meer hebben om gelukkig te zijn? Na de picknick trekken we richting het Corona rode Luxemburg. Veel kan er met ons niet mis gaan, aangezien we onderweg geen mens zien, aangezien we toch uit het Corona (donker)rode België komen en aangezien we maar welgeteld 6 minuten in het Groothertogdom vertoeven.. Ik denk dus niet dat we de Passenger Locator Form zullen moeten invullen. Na de 6 minuten beproeving komen we een grenspaal met het embleem van Luxemburg erop tegen. De grenspaal lijkt dan wel erg beschoten geweest te zijn, maar hij ziet er nog steeds stevig genoeg uit om iedere Corona virus de daver op het lijf te jagen. Met deze geruststelling in het achterhoofd zetten we nu volop koers naar Arlon waar we rond half vier aankomen op de afspraakplaats. Dat laat ons genoeg tijd om iets te drinken vooraleer we terug naar Blanden rijden. Om dit te doen belanden we in het waarschijnlijk meest marginale café van de stad. Twee klanten zitten elk aan hun eigen tafeltje over hun eigen pint gebogen en de eigenaar en eigenares van het café zitten elk over hun tablet één of andere spelletje te spelen terwijl een erg lelijke hond in het zog van een rosse en een grijze kat rondloopt. Ik denk dat de hond een kruising van een of andere stratier met één van de katten is. Gertrude en Nelly wagen het erop naar het toilet te gaan. Wilfried en ik besluiten ons te concentreren op onze Orval (die gelukkig uit een goed gesloten flesje komt). Het café staat vol rommel in dozen en zakken en het feit dat tussen de rommel ook drie grote flessen Dettol staan geeft ook al geen goed gevoel. De overmaatse scooter van de patron (en zijn madam, neem ik aan) staat ook in het café. Hoe ze daar met zijn tweeën op kunnen, blijft mij een raadsel zeker nadat ik de patron zijn bril heb zien “schoon” poetsen met zijn marcelleke waardoor dat laatste naar boven schoof en zijn pens in zijn volle glorie boven zijn broeksband en onder zijn marcelleke liet prijken. Gelukkig begint het plots te regenen waardoor de aandacht van de pens en de rommel kan verschuiven naar hoe gelukkig we ons wel kunnen prijzen. 10 dagen door de Ardennen trekken in de tweede helft van september en geen druppel regen zien. Het is niet aan iedereen gegeven. Men moet niet schoon zijn om chance te hebben, nietwaar?
De dag wordt afgesloten met een enorme maaltijd in Brasserie 500 waarna ik de opname van de Gantoise tegen Dynamo Kiev bekijk. Ik versta nog altijd niet hoe ik gedurende 90 minuten zo’n droevig schouwspel heb kunnen bekijken. Ik moet de laatste paar dagen veel wilskracht bijgewonnen hebben.. Misschien moet Ivan De Witte nog maar eens op zoek naar een andere trainer.
Dag # 8: Rouvroy – Buzenol
Het begint een traditie te worden om te ontbijten om 7:30. Dit geeft ons de gelegenheid de zaken rustig aan te pakken en toch voor 9 uur op stap te zijn, zelfs als we eerst een eindje met de auto moeten rijden (om de GR weer op te pikken waar we hem verlaten hebben). Vanmorgen is het tamelijk fris (9°C om 9:00) maar er staat weer een heldere blauwe hemel. Als het waar is dat men niet mooi moet zijn om chance te hebben dan moeten wij wel erg lelijk zijn. Als we dan The Good, the Bad and the Ugly zouden zijn dan wordt het hoog tijd dat we bepalen wie de Ugly is. We houden dit in een binnenskamerse discussie. De eerste paar km van de tocht vanuit Rouvroy zijn op een vroegere spoorwegbedding (RAVeL in Wallonie genoemd als afkorting van Réseau Autonome de Voies Lentes) maar al snel laten we de relatief vlakke spoorwegbedding achter ons en beklimmen een helling waar de trein zou op staan kijken als op een koe (het moet niet altijd de koe zijn die naar de trein staat te kijken). Tijdens de beklimming valt ons ook een zure geur die in de lucht hangt op. Die was gisteren ook al opgevallen, maar deze morgen denken we een verklaring gevonden te hebben. In de vallei staat een groot (volgens Mr Google 360’000 ton cellulose pulp per jaar)houtverwerkend bedrijf (Burgo Ardennes). Mr Google weet ook dat er veel te doen is in de streek over geurhinder veroorzaakt door het bedrijf. Dat weten we dus nu ook weer en bovendien weten we nu ook dat we geen Covid-19 hebben want anders hadden we waarschijnlijk niets geroken.
Deze helling omhoog en afdaling achteraf brengt ons in het mooie Torgny, het meest zuidelijke dorpje (van 200 inwoners) van België. Alle huizen zijn min of meer in dezelfde stijl gebouwd met iedere keer het bouwjaar in het linteel boven de voordeur. De oudste huizen (in het centrum van het dorp) dateren van eind 18de eeuw en gaan zo verder tot midden 19de eeuw voor de huizen ietwat meer in de periferie van het dorp. Het dorpje kan, naast mooie huisjes / boerderijtjes ook bogen op drie wijngaarden waarvan de grootste 5 a 7000 flessen per jaar (!!!) produceert. Wereldspelers kunnen ze op gebied van kwantiteit niet genoemd worden, maar misschien op gebied van kwaliteit wel???
Na het bezoek aan Torgny keren we (via een andere weg) weer naar het noorden om zo uiteindelijk in St Mard (een stadje in de “agglomeratie” van Virton, hoofdplaats van de Gaume streek met ook maar een 3000 inwoners) aan te belanden. Het is half een en dus besluiten we een picknickplaats te zoeken. We hebben geluk deze keer want we vinden een parkje met een kiosk in het midden en errond een paar banken waarvan er één beschikbaar is en bovendien in de schaduw. Dit is dus een drie sterren picknickplaats voor een warme dag die het ondertussen weer geworden is. Na de picknick steken we de samenvloeiing van de riviertjes de Virre en de Tonne over waardoor we ook weer weten waar de naam Virton vandaan komt. Reizen om te leren heet dat!. Nadat Wilfried nog een kaartje of twee van Virton gekocht heeft beginnen we aan de laatste 11 km van de dag. We laten (met wat tegenzin) weer de wijdse landschappen achter ons om weer meer in het bos te stappen. Het voordeel hiervan is dat we wat beschut zijn tegen de warmte maar het nadeel is dat de uitzichten beperkt zijn tot bomen en nog eens bomen.
Op een bepaalde plaats zien we een aanduiding “Sentier des Songes”. Dat hebben we aan het begin van onze tocht aan de oevers van de Lesse ook al eens gezien. Toen waren het een aantal beeldhouwwerken die aan de oevers van de Lesse opgesteld stonden om de tocht iets extra te geven. Nu is dat niet anders. Bovendien blijken we in de Vallei van de Zigomars aanbeland te zijn. De Zigomars zijn een broederschap die een chalet uitbaten in het vallei waarin we lopen. Boven de deur van de chalet staat een grote Z gekerfd (ik dacht eerst dat Zorro hier langs geweest was maar gelukkig staan er informatieborden die een en ander wat duidelijker (???) maken). De Zigomars organiseren iedere 1ste Mei een groot bosfeest waarin bosfeeen en trollen ten tonele gevoerd worden en Maitrank (witte wijn geparfumeerd met Onze Lieve Vrouw bedstro) gedronken wordt. Een paar km voorbij de Zigomars vinden we onze eigen bosfee = de “chauffeuse van de bezemwagen” terug die ons veilig naar het terrasje van La Sapiniere brengt waar we niet met maitrank maar met Orval onze dorst kunnen lessen. We reserveren er ook een tafeltje voor vanavond want de keuken van het hotel waar we deze nacht verblijven is op maandag gesloten.
Na een deugddoende douche gaan we eten in La Sapiniere om daarna naar Terzake en de Afspraak te kijken. We willen namelijk op de hoogte blijven van de laatste ontwikkelingen in de Wetstraat. Benieuwd wat daarvan komt (of meer waarschijnlijk: niet komt)
Dag # 7: Valansart – Rouvroy
We hebben gevraagd of we om 7:30 kunnen ontbijten. Op die manier kunnen we een beetje vroeger vertrekken en dus een beetje de grote hitte van de middag / namiddag vermijden. Dat kan en we mogen van het madammeke ook onze boterhammetjes voor deze middag samenstellen (want we betrouwen het niet om onderweg iets te kunnen kopen, zeker niet op een zondag). Om 9:00 zet Nelly ons af op de plaats waar ze ons gisteren oppikte. Het is opnieuw (nu al de 7de dag op rij) een helder blauwe hemel en een beetje fris maar absoluut niet koud wanneer we beginnen stappen. De voormiddag bestaat hoofdzakelijk uit bossen, meestal wel mooie loofbossen maar toch bossen en we hebben al veel bossen en bomen gezien. Met andere woorden we hopen alle drie op een verandering van scenery. Die verandering komt er rond de middag, meer en meer open plekken geven zicht op de wijde omgeving en dat brengt wat afwisseling.
Na een tijdje zien we drie stappers vanuit de verte naar ons toekomen. Ze hebben alle drie dezelfde witte T-shirt aan en twee van de drie hebben een witte vlag boven hun rugzak uitsteken. Gertrude begint met hen te babbelen en komt zo te weten dat ze deelnemen aan een tocht langs de Belgische staatsgrenzen met de bedoeling geld in te zamelen voor onderzoek naar de ziekte van Parkinson. Hiervoor hebben ze 30 km per dag veil wat hen een “Chapeau” van ons en ons een “bonne continuation” van hen oplevert. We stappen verder maar deze ontmoeting doet mij weer denken aan gedachten die ik al sinds het begin van onze tocht heb, namelijk waarom stappen wij hier? Ik besluit alle mogelijke motivaties op te lijsten in mijn epiloog en het aan jullie, mijn gewaardeerde lezers over te laten er één of meerdere motivaties uit te pikken waarvan jullie denken dat ze van toepassing zijn. Jullie mogen absoluut ook bijkomende motivaties aanbrengen. Ik ben geïnteresseerd in jullie publieke (reis mee web site) of private (e.mail) reacties.
Na dit filosofisch intermezzo schakelen we opnieuw over naar een prozaïsch verslag van de gebeurtenissen van de dag. In ons geval is dit een passage in de Ferme de Hayon. Deze oude boerderij wordt opgeknapt door een coöperatieve van een 200 mensen die weinig of veel geïnvesteerd hebben in het reilen en zeilen van de renovatie van de boerderij. Ondertussen zijn 4 mensen (gezinnen?) hier gedomicilieerd en die runnen een boerderij oude stijl met kippen op het erf en koeien in de wei en patatjes en oude granen en hennep (chanvre, hemp) op de velden. Alleen dat laatste lijkt een toevoeging van meer recente datum zij het voor toepassingen in de textiel of als THC olie.
Rond 12:30 zijn we in Sommethonne en Gertrude heeft honger dus gaan we op zoek naar een picknickplaats. Een plaats vinden die aan de drie criteria (die jullie ondertussen kennen) beantwoordt is niet eenvoudig dus settlen we voor een plaats met twee sterren (kunnen zitten …. Op de trappen van de kerk en in de schaduw zitten … in de schaduw van de kerktoren). Het uitzicht moeten we opgeven. Dat is echter geen ramp vooral omdat we alle drie al een stevig hongertje hebben en uitzicht op rangorde drie komt. Na het eten klimmen we stevig omhoog en passeren na minder dan 1 km een picknickplaats van 3 sterren. Dit doet ons tot de conclusie komen dat de GR organisatie de stappers een enorme dienst zou kunnen bewijzen door in hun topo-gidsen mooie picknickplaatsen te vermelden. Enfin, we trekken verder door een nu steeds mooier wordend landschap. We krijgen vergezichten zowel richting Belgie als richting Frankrijk want we lopen letterlijk op de grens tussen de twee landen. Het toetje op de taart is een bezoek aan Montquintin. We moeten er wel eerst helemaal voor naar beneden tot in Couvreux afdalen om dan zeer steil tot in Montquintin weer op te klimmen. De beloning is een vergezicht in de vier windrichtingen vanop een plaats waar sinds de 12de eeuw een versterkte burcht / kasteel gestaan heeft. Van het kasteel schieten nu maar een aantal muren meer over, maar een blijkbaar erg actieve groep enthousiastelingen stellen alles in het werk om het kasteel zoveel mogelijk te restaureren en te herbestemmen voor allerlei festiviteiten
Vandaar gaat het rechtstreeks naar beneden waar we Nelly om 4:15 ontmoeten zodat we snel naar de eerste pint van de dag kunnen rijden.. We logeren in het chateau de Latour in het dorpje Latour, kwestie van het makkelijk te maken voor de GPS. Ik bestel een “wiite Chimay” en Wilfried een “jonge Orval” maar we worden beiden beleefd maar gedecideerd door de ober op het matje geroepen. De eigenaar van de Chateau de Latour heeft namelijk één of andere functie in de abdij van Orval waardoor hij Orval tot 30 jaar oud in de kelder liggen heeft. Die is echter niet voor routinematige verkoop bestemd. Een bijna 4 jaar oude Orval kan men echter krijgen voor 5 Euro terwijl een jonge Orval ook 4 Euro kost. De ober raadt ons dus aan eens goed na te denken. Onze berekening is snel gemaakt en we volgen het advies van de ober … met zeer goed gevolg. Deze 4 jaar oude Orval is idd stukken zachter / beter dan een jonge Orval en de extra 1 Euro meer dan waard. Zo erg zelfs dat we er een tweede van bestellen.
Na de douche hebben we een tafel in het restaurant gereserveerd. We beperken ons tot de hoofdschotel. We hebben sinds het begin van de tocht meestal een menu met voor-, hoofd- en nagerecht gegeten en beginnen ons, ondanks het vele stappen, serieuze zorgen te maken over ons gewicht. Enfin, dat zijn zorgen voor donderdag als we voor het eerst weer op de “enige echte en betrouwbare weegschaal” moeten verschijnen. Ondertussen gaan we goed slapen, denk ik, maar niet zonder eerst naar Sports Late Night te kijken
Dag # 6: Chassepierre – Valansart
Deze morgen staan we voor een etappe van ongeveer 20 km omdat we niet dezelfde 3 km tussen het hotel in Chassepierre en de splitsing naar Florenville opnieuw willen stappen. We hebben dit gisteren al eens gedaan en één keer volstaat. Het binnenkomen van Chassepierre was dan wel mooi maar de weg zelf was tamelijk saai en redelijk druk (zeker voor de standaarden die we de laatste paar dagen mogen hanteren hebben). Samenvattend: er is geen goede reden om dezelfde weg nog eens te doen dus doen we beroep op onze bezemwagen om ons naar de splitsing naar Florenville te brengen. Na een mooi ontbijt dat in stukjes en beetjes naar onze tafel gebracht wordt (omwille van de strenge Corona maatregelen in La Vieille Ferme) beginnen we onze tocht aan de splitsing naar Florenville. Het is nu al de 6de dag een mooie blauwe lucht. Het is fris maar niet koud en dus perfect stapweer. Florenville is een klein stadje van 3000 inwoners dat wat hoger ligt en daarom een mooi uitzicht biedt over de omgeving. Florenville is veruit het grootst van de hele streek en daarom denken we dat we hier zonder problemen een sandwich voor de picknick zullen kunnen versieren. Dat is wat optimistisch geredeneerd, want we moeten eerst verschillende mensen (waaronder twee mannen die op een terrasje al hun eerste Chimay Bleue van de dag aan het verorberen zijn) aanspreken om een bakker te vinden. We vinden er zelfs twee maar die hebben (nog?) geen sandwiches. Ze hebben alleen koffiekoeken en dus leggen we ons bij deze situatie neer en kopen een paar koeken voor vanmiddag.
We stappen van Florenville richting Chameleux. Dit plaatsje is niet veel meer dan een herberg en een paar huisjes en dat is exact wat de plaats 2000 jaar geleden ook was. Een Gallo Romeinse nederzetting op de weg van Reims naar Trier. Zo’n nederzettingen hadden ze blijkbaar om de 15 km. Wij kunnen trots zijn, want wij kunnen 25 km aan voor we een afspanning nodig hebben. Onderweg zien we veel geëlektrificeerde afsluitingen met een vermelding in verband met de heersende varkenspest. Wandelaars / mountain bikers worden verzocht bij het buitentreden van een gebied met varkenspest hun schoenen / wielen te wassen. Dergelijke maatregelen hebben we nog niet dikwijls gezien. Misschien moet hier een extra contact tracing systeem voor opgezet worden, nu we daar toch goed in aan het worden zijn althans als we Wouter Beke en zijn gevolg mogen geloven.
Nadien komen we in Orval, onder andere omwille van religieuze redenen een hoogtepunt van onze GR129 tocht. Het is er een drukte van jewelste. Auto’s staan tot 1 km van de ingang van de abdij geparkeerd en mensen lopen af en aan met pakketjes van 6 flesjes van het gegeerde gerstenat. Sommigen hebben zelfs duveltjes die volgeladen zijn met pakketjes Orval. Wij nemen niet de tijd om de abdij en de brouwerij te bezoeken. Het is namelijk al na 1 uur, hebben nog niet gegeten en hebben nog een dikke 10 km voor de boeg. Na een snel bezoek in het voorportaal van het abdijcomplex trekken we verder langs de GR die de omheining van het klooster volgt. We moeten nog een paar kilometer stappen vooraleer we een drie criteria picknickplaats vinden. Dat we daarvoor op de toegangsweg van een privé woning moeten gaan lijkt ons geen groot probleem omdat we sinds de abdij zelf hooguit 2 auto’s gezien hebben. We installeren ons dus in de schaduw (1) op een muurtje (2) aan een meertje (3) en beginnen aan onze koffiekoeken. Plots komt een autootje aangereden. De dame aan het stuur vraagt ons of we iemand toestemming gevraagd hebben om op dat muurtje onze koffiekoeken op te eten. Gertrude antwoordt dat we geen toestemming gevraagd hebben (aan wie zou dat moeten geweest zijn?) maar dat we binnen 5 minuten verdwenen zullen zijn. De dame lacht eens (duidelijk niet erg gemeend) en zegt, terwijl ze wegrijdt, dat het niet “grave” is. Dat vinden we ook en eten dus rustig verder.
Na de picknick stappen we verder tot aan de afspreekplaats in Valansart waar we rond 3:45 toekomen. Onze bedenkingen zijn dat het een mooie tocht was met veel afwisseling maar dat er een beetje te veel verharde stukken tussen zaten. Er waren vandaag minstens 50% van de wegen geasfalteerd en dass ist des Gutes etwas zu viel, vinden onze voeten. Nelly is netjes op post (na haar bezoek aan de abdij / brouwerij van Orval) en brengt ons al even netjes naar de Moulin Gourmand in St Vincent. We zetten de bagage in de kamer en spoeden ons naar het terras waar Wilfried en ik, als boetedoening, twee Orvals verwerken. Het leven kan hard zijn maar men gotta do what a man gotta do, niet waar?
Na een douche, een wasje en een plasje (ik moet dit vermelden om te vermijden dat jullie zouden denken dat we iedere dag met steeds vuilere en stinkendere kleren rondlopen) en een paar gerichte aanvallen op teken die zich proberen in te nestelen, is het tijd om de voetjes onder tafel te schuiven. We hebben ons eerder al akkoord verklaard met een menu van 22 Euro waarvoor we een viertal amuses, een gerookte forel pastei met garnalen en twee rundswangetjes in Navarin krijgen. Voor 4 Euro extra hadden we er ook nog eens een kaasassortiment of een duo van desserts bijgekregen maar gelukkig hebben we die kat uit de boom willen kijken. We zitten nu al paf. Met nog een laagje dessert waren we nog paffer en was deze blog waarschijnlijk tot morgen uitgesteld geworden.
Nu, zonder dessert, kan de blog nog aan de censor voorgelegd worden en we kunnen kijken wat de Gantoise ervan terecht gebracht heeft tegen Moeskroen.
Dag # 4: Mortehan – Chassepierre
Onder het geblaat van een geit onder ons venster neem ik de laptop ter hand om jullie te melden de goede staat van onze gezondheid en wat er vandaag zoal gebeurd is. Deze ochtend konden we al om 7:30 ontbijten ook al omdat dit de eigenaar van de chambre d’hote goed uitkwam. Op die manier kon hij namelijk makkelijk de bubbel van het andere koppel dat er ook logeert en maar om 9 uur wou ontbijten van onze bubbel gescheiden houden. Het ontbijt is er (opnieuw) een om u tegen te zeggen. De (grote) tafel staat vol met allerlei soorten brood, vlees, confituur, kaas, cake, chocolade, enz en we krijgen ook nog eens een pannetje met een spiegeleitje. Onder andere daarom zijn we een beetje te laat op de afspraak met Koen maar hij heeft maar 10 minuten moeten wachten en denkt dat zijn ouders gecumuleerd nog steeds langer op hem moeten wachten hebben dan hij op hen.
Met deze ingesteldheid kan iedereen leven en beginnen we onze tocht om 8:45. Een blauwe hemel staat boven ons maar aangezien het nog vroeg is voelt het nog frisjes aan. Na een paar minuten stappen voelt het minder fris. De tocht loopt op een zacht hellend terrein tot aan de Semois die we rond 11 uur bereiken. De omstandigheden zijn ondertussen perfect geworden: een mooi zonnetje en temperaturen rond de 20°C. Hoe fantastisch zou het zijn mocht het zo tot het einde blijven? Verschillende websites hebben hierover een verschillende mening dus besluiten we dat we het dag bij dag zullen nemen.
Na een paar foto’s van de Semois genomen te hebben, beginnen we aan een gestage maar eindeloos lijkende klim uit de vallei. Dit kunnen we alle vier, zonder te veel ademverlies, te boven komen en komen rond 12 uur aan het Chateau de Epioux, een kasteel uit de 16de eeuw (met latere restauraties en uitbreidingen). In die tijd lag deze streek in het centrum van de metallurgie maar onder andere de aanleg van de spoorweg bracht deze industrie in de streek tot verval. Voor het kasteel ligt een groot meer en rond dit meer staan bankjes die in de schaduw van eeuwenoude bomen staan. Ik weet dat jullie nu weten wat er kwam: idd picknick op een plaats die aan de drie criteria beantwoorden. De inwendige mens wordt hiermee op ideale wijze versterkt wat ons in staat stelt flink verder te stappen richting Lacuisine waar we vergast worden op een paar mooie uitzichten op de Semois en de rond liggende heuvels. Dit mooie uitzicht bevestigd nog maar eens wat we reeds de hele tocht mekaar lopen te vertellen: de herfstkleuren beginnen erg nadrukkelijk aanwezig te zijn. Dit geeft nog een beetje extra schoonheid aan de vergezichten over de Semois die we voorgeschoteld krijgen..
Na de vergezichten gaat het naar Martué waar we boven de deur van een kapelletje, gewijd aan de Heilige Rochus, een zeer oud bas reliëf voor St Jacob zien. Dit wijst erop dat hier ooit pelgrims gepasseerd zijn die naar Santiago de Compostela trokken. Misschien kunnen we op deze tocht (die eigenlijk een last minute Plan B is) dan toch nog een volle aflaat in de wacht slepen. Na Matué steken we de Semois over en slaan we van de GR129 die naar Florenville verder loopt af om richting Chassepierre te gaan. Die laatste 3 km zijn een beetje een smet op het blazoen van een zeer mooie dag omdat de weg tot Chassepierre langs een vrij drukke straat loopt. Chassepierre is dan weer een erg mooi dorpje (niet voor niets uitgeroepen tot “Un des plus beaux villages de la Wallonie”) en dat terwijl het dorp bijna van de aardbol verdwenen was. In 1963 was namelijk beslist een stuwdam te bouwen op de Semois waardoor het stuwbekken het dorpje zou overspoeld hebben. In de vroege jaren ’70 was er echter zoveel protest dat de plannen afgevoerd werd (meer uitleg over Chassepierre) en Chassepiere één van de mooiste dorpen van Wallonie werd..
Op het terras van La Vieille Ferme (waar we deze nacht onze tenten zullen opslaan) drinken we een welverdiende pint van de lokale brouwerij. Die pint valt zo goed mee dat we er ons nog een tweede bestellen. Dit geeft ons voldoende tijd om eens lang onder de douche te staan en klaar te zijn om 7:00 voor het avondeten. Daarmee kan weer een mooie dag netjes neergelegd worden, kunnen we ons verslag schrijven en kunnen we nog eens naar De afspraak op vrijdag kijken om te weten te komen wat onze politiekers ervan gebakken hebben tijdens onze afwezigheid.
Dag # 4: Maissin – Mortehan
Het ontbijt staat deze morgen, met dank aan Corona, op kleine bordjes uitgestald. Men kan kiezen tussen een bordje met twee sneetjes kaas of een bordje met een sneetje kaas en een sneetje hesp of een bordje met een sneetje salami en een blokje smeerkaas of … enfin, ik denk dat jullie het wel doorhebben. Om 9:15 staan we klaar om de tocht van vandaag aan te vatten. Het is een blauwe hemel maar wel tamelijk fris. Dit zal meer dan waarschijnlijk resulteren in de perfecte omstandigheden om te stappen later op de dag. Dit betekent dat we al 4 dagen zeer mooi weer hebben, in België … in midden september. Men moet toch echt niet mooi zijn om geluk te hebben, hoor ik jullie tot hier denken. Ik kan niet anders dan jullie gelijk geven en hopen dat het zo nog een paar dagen blijft.
Het ganse dorp van Maissin is bezaaid met parkjes waarin een aantal witte kruisen met de tekst “Passant, souvenez vous” erop staan.. Deze parkjes herdenken zowel Duitse, Franse als Belgische militairen die tijdens 3 dagen in Augustus 1914 mekaar tot de dood bestookt hebben en met bajonetten aangevallen hebben met als enige bedoeling het boerengat Maissin te veroveren / te behouden. Ik ben ervan overtuigd dat zelfs God niet weet waarom ze hier zo’n bloedige veldslag vochten. Laat ons hopen dat de verantwoordelijke militaire hiërarchie het wel wist.
Voor ons is het allemaal veel simpeler. Het reliëf is hier duidelijk liefelijker dan wat we de eerste dagen van de tocht meemaakten en wat aanvallen afslaan betreft kunnen we ons beperken tot attent zijn voor teken. De laatste twee dagen heb ik 3 teken en Gertrude 1 teek naar de eeuwige teken-jachtvelden geholpen. Verder zijn er bitter weinig wespen, muggen, dazen of andere ambetanteriken. Dit heeft misschien te maken met de natuur waarin we voor het ogenblik rond lopen. 90% van de voormiddag lopen we in bossen (meer bepaald, sparrenbossen). Dit levert niet direct spectaculaire vergezichten op maar heeft misschien het voordeel dat het ongedierte ook niet erg gemotiveerd is om hier aanwezig te zijn.
Met ons stappen gaat alles behoorlijk. We voelen allemaal wel hier en daar een pijn of pijntje maar grosso modo kunnen we niet klagen. Ik zelf heb wat pijn in mijn rug (maar dat heb ik al 2 jaar), aan mijn schouders (maar dat is door de rugzak), aan mijn heupen (maar dat is ook door de rugzak), aan mijn dijen (dat is vooral door hellingen naar beneden te komen), aan de pezen in mijn knieholtes (die zijn wat te kort denk ik), aan mijn schenen (ik wist tot zeer recent zelfs niet dat daar spieren zaten), aan mijn hielen (en dan heb ik nog geen hielspoor) en aan mijn voetzolen (misschien zou ik beter wat minder wegen) maar zoals gezegd kan ik niet klagen en moet ik geen beroep doen op extra farmaceutische producten.
Na het overgrote deel van de voormiddag in de bossen doorgebracht te hebben (= goed voor de voeten want zachte ondergrond) komen we rond de middag in een meer open landschap. Tijd om een picknickplaats te zoeken. We vinden welgeteld één mogelijke plaats die aan twee van de drie criteria beantwoordt. Het uitzicht op Offrange is erg mooi en er is iets dat voor een bank zou kunnen doorgaan. Schaduw is er niet maar dat is geen ramp omdat het niet meer dezelfde hitte van een tweetal dagen geleden is. Later, na de picknick, blijkt dat we er goed aan deden content te zijn met de twee criteria want we zien geen enkele plaats meer die aan de drie criteria voldoet. Men zou toch wel wat bankjes langs de GR 129 mogen plaatsen. Misschien zouden de organisatoren van GR mijn blog moeten lezen zodat ze aan een aantal praktische aspecten van het stappen denken (waar picknicken? Waar naar het toilet? Waar inkopen voor de picknick doen? Waar drinkbaar water bijtanken? Enz)
Na het middagmaal trekken we verder door meer open landschappen met hier en daar toch nog grote bospartijen. Al bij al een OK tocht vandaag maar minder spectaculair dan de 3 eerste dagen. We zien morgen wel wat dag 5 in petto heeft. Rond half vijf komen we op de afgesproken plaats aan waar Nelly ons al staat op te wachten. We gaan rechtstreeks naar de Chambre d’Hotes in Mortehan (gebouwd in 1725) want onderweg lijkt geen enkel terrasje open te zijn. Gelukkig heeft onze hote (hij blijkt een Nederlandstalige, alternatieve geneesheer te zijn die er dan ook meer dan een beetje excentriek uitziet en zijn huis volgehangen heeft met Boeddha referenties) een uitgebreid assortiment lekkere bieren. Wilfried neemt een Chimay Bleu en ik een Orval. Nelly en Gertrude beperken zich tot een Schweppes Lime en Munt. Gertrude vindt al van bij het eerste proefje dat dat ze Fa (met de wilde frisheid van limoenen) aan het drinken is. Ik kan hier alleen maar van denken dat het niet onlogisch is dat die Schweppes naar Fa shampoo ruikt als beiden op basis van hetzelfde zijn. Met Orval of Chimay komt men dergelijke toeren niet tegen.
Na deze dorstlesser is het tijd voor een wasje en een plasje van de bezweette spullen en van onszelf en daarna gaan we naar een restaurant in Herbeumont. Het eten is er erg lekker maar de bediening is tergend traag. Zo traag zelfs dat we besluiten geen dessert meer te nemen. Dit is OK voor mij want ik was toch niet van plan een dessert te eten en dit geeft me iets meer tijd om aan de blog te werken. Jammer genoeg is de censor echter al in dromenland dus zal ik mijn verhaal morgen vroeg moeten voorleggen.
Wat we al weten over morgen is dat we om 7:30 zullen ontbijten en dat we morgen weer een special guest star luisterend naar de naam Koen Van Tulder in onze rangen hebben en dat de totale lengte op algemene aanvraag van bijna 29 km naar bijna 25 km teruggebracht is (niet omwille van de special guest star maar wel omwille van de 3 habitués die alles boven de 25 km toch iets te stevig beginnen te vinden).
Tot morgen