Op avontuur in Albanië (en Griekenland en N. Macedonië)

Dag 1: Brussel – Quito

De dag begint vandaag al om 4 uur (des ochtend) omdat onze vlucht naar Madrid al om 7:55 het luchtruim opzoekt. Voor het transport naar Leuven station kunnen we deze keer geen gebruik maken van onze gebruikelijke taxiservice omdat die toch wel zelf uithuizig zijn zeker. Enfin, we proberen op die manier eens een alternatieve taxiservice uit. De alternatieve chauffeuse duwt 4 minuten te vroeg op de belknop en heeft ook geen witte handschoenen aan noch een kepi op. We maken een mental note maar maken geen opmerkingen omdat we al content mogen zijn dat iemand ons om 5 uur ’s morgens wil komen ophalen.

De treinrit naar Zaventem, het inchecken in Zaventem en de vlucht verlopen probleemloos. Het is een mooie geste van de NMBS, van Belgocontrol en van Swissport om vandaag eens niet te staken. Het overstappen in Madrid verloopt ook probleemloos en over de Iberia vlucht naar Quito kunnen we ook al niet klagen … buiten het feit dat ik 10 uur lange vluchten niet meer gewoon ben. De films die Iberia mee heeft zijn niet fantastisch. Ik kijk eerst naar “The wizzard of lies” over Bernie Madoff’s teloorgang. Die film is OK. Dan probeer ik “Logan” maar hou het maar een paar minuten vol. “Kingsman, the secret service” is de volgende en “Spy Time” nog een verdere poging maar geen enkele film is de moeite om verder te bekijken. Gelukkig vind ik uiteindelijk in een verloren hoekje van het entertainment systeem twee oudere films die ik goed vond / nog vind. De eerste is “Annie Hall” van Woody Allen en de andere “All about my mother” van Pedro Almodovar. Op die manier komen we vrij comfortabel door de 10 uur. We landen in Quito om 16:20 lokale tijd (7 uur vroeger dan in Belgenland) zonder veel van Irma gevoeld te hebben. Gertrude heeft zich dus nodeloos ongerust gemaakt … maar dat was niet de eerste keer in haar leven en zal waarschijnlijk ook niet de laatste keer zijn.

Immigratie en douane checks in Quito verlopen zeer vlot maar we moeten zeer lang wachten op onze valies. WE begonnen ons al serieus zorgen te maken, zeker omdat we morgen alweer weg zijn naar Galapagos. Onze valies is waarschijnlijk maar de vijfhonderdste om op de band gezet te worden want alle mensen op onze vlucht lijken 3 of 4 valiezen ingecheckt te hebben.

Eind goed, al goed en we vinden zonder problemen Christian, onze gids / chauffeur na Galapgos, in de aankomsthal. Ook hij draagt geen witte handschoenen noch kepi. Waar is der ouderen fierheid vervaren? Opnieuw klagen we niet want hij heeft wat praktische informatie over de vlucht van morgenvroeg naar Baltra (een klein eilandje in de Galapagos archipel waarop de luchthaven ligt) en heeft ook een prepaid SIM card mee waardoor we zonder roaming kosten zullen kunnen bellen. Christian brengt ons naar ons hotel dat in de onmiddellijke omgeving van de luchthaven ligt. Op die manier verliezen we vanavond en morgenvroeg geen slaap in het transport van en naar de luchthaven.

Rond 7 uur gaan we een pint drinken en een stukje eten in de bar / restaurant van het hotelletje waardoor we rond 8 uur (= 3 uur ’s nachts) in ons bedje kruipen. Ik om nog wat aan de blog te werken; Gertrude om de binnenkant van haar oogleden te bestuderen.

So far so good, dag 1 zit erop. Morgen worden we om 6 uur door Christian naar de luchthaven gebracht. We mogen dus een uur langer slapen. Dat is wat men vooruitgang noemt.

Slaapwel

Proloog voor EcuGal

Bij onze terugkeer uit Singapore begonnen met de “één grote reis per jaar” traditie. Eerst gingen we naar Mexico en de buurlanden: Guatemala, Honduras en Belize. Het jaar nadien kwamen Peru, Bolivia en Chili aan de beurt. Daarna vonden we dat we eens een ander werelddeel moesten bezoeken en dus gingen we naar Zuidelijk Afrika met Zuid-Afrika, Botswana en Namibië. Vorig jaar kwam Iran aan de beurt en nu was het weer tijd om Zuid-Amerika aan te doen. De keuze viel uiteindelijk op Ecuador en de Galapagos eilanden, omdat we dachten dat we best naar de Galapagos eilanden reisden vooraleer ze al te veel onder de druk van massatoerisme zouden lijden (iedere regering heeft geld nodig). Oorspronkelijk was het de bedoeling in de lente te vertrekken maar door allerlei omstandigheden (gepensioneerden moeten alles goed plannen om niet in tijdsnood te geraken) werd het uiteindelijk september.

Voor de organisatie van de reis gingen we op zoek naar een lokaal reisbureau. Sinds de reis naar Zuidelijk Afrika proberen we namelijk altijd met een lokaal reisbureau te werken omdat we ondervonden hebben dat het wegknippen van Belgische (of Nederlandse) tussenpersonen de communicatie ter plekke veel vlotter laat verlopen. Bij de zoektocht naar een lokale organisatie kwamen we per toeval uit bij Ruth, een Zwitserse dame die ik nog kende van de periode dat ik in Luzern werkte. Ruth heeft zich na Schering Plough en een aantal andere bedrijven een paar jaar geleden omgeschoold tot reisorganisator en woont nu op San Cristobal, één van de Galapagos eilanden. Van Ruth leerden we veel over de mogelijke manieren om de eilanden te bezoeken. Ze kon echter niet helpen met de reis door Ecuador zelf, die we op het bezoek aan de Galapagos eilanden wilden laten aansluiten. Daarvoor bracht ze ons in contact met Christian, een Duitser die in Quito woont. Die heeft dan uiteindelijk een gecombineerde reis naar Galapagos en het vaste land van Ecuador voor ons in elkaar gepuzzeld en zal onze gids / chauffeur zijn tijdens onze tocht door berg en dal van Ecuador.

Met 1 september achter ons, staan er voor de opvang van de kleinkinderen didactisch geschoolde mensen klaar en kunnen wij alle aandacht wijden aan de laatste voorbereidingen van de “grote reis van 2017”. Die voorbereidingen bestaan uit allerlei taken en taakjes zoals: een mailtje naar de buren sturen zodat die weten dat we uithuizig zijn en waar, in geval van nood, een sleutel kan gevonden worden, zorgen dat de frigo en de diepvries zo leeg mogelijk gegeten zijn, nog vlug een paar reisgidsen lezen, de valiezen op zo’n manier pakken dat we zo comfortabel mogelijk alles kunnen doen wat we gepland hebben zonder kilo’s bagage mee te sleuren en, last but not least, de start pagina van de reisblog creëren en de proloog voor de reisblog schrijven.

Een beetje tegen onze gewoonte lijken we met al het bovenstaande meer dan 24 uur voor het vertrek reeds min of meer klaar te zijn. Er rest ons dus niets méér dan donderdagmorgen erg vroeg op te staan om via Madrid naar Quito te vliegen en het allemaal gedurende de volgende 27 dagen op ons te laten afkomen. We houden jullie op de hoogte (als de beschikbaarheid van Internet geen probleem is). Het ga jullie ondertussen goed (en we hopen voor onszelf hetzelfde).

Lectori salutem

Epiloog ... en de beloofde foto's

We hebben in het totaal 135.5 km en bijna 40 uur gestapt (gemiddeld 3.4 km/h) in 6 dagen.

Hierbij werden gecumuleerd 6977 meters omhoog en 7774 meters omlaag overwonnen.

Dit is niet altijd makkelijk geweest, maar het zijn toch vooral Tom’s ommetjes die ervoor gezorgd hebben dat het een vrij zware tocht geworden is. Zonder die ommetjes zou het lastig genoeg geweest zijn, maar dank zij die ommetjes zijn we nog op een paar extra mooie plekjes gekomen ... en hadden we geen dinosporen gezien ... maar naar Jurassic Park kijken is minder lastig.

We hebben enorm veel geluk gehad met het weer. Iedere dag een mooie heldere blauwe lucht met zeer aangename temperaturen alleen moesten we zorgen dat we ’s namiddags vroeg genoeg binnen waren. Eénmaal is dit niet gelukt en hadden we een serieus onweer op onze nek.

Het was zeer lang geleden dat ik in de Dolomieten geweest was en wist niet meer hoe mooi dit gebied is. Karaktervolle bergen met om iedere hoek steeds weer andere kleuren en vormen. Kortom een aanrader voor iedereen met een redelijk conditie niveau.

Het allerbelangrijkste is natuurlijk het gezelschap geweest. Velen dachten dat er zeer regelmatig "uitwisselingen van ideeën" zouden zijn maar dat was, dank zij beide partijen, niet het geval. We zijn beiden geen grote babbelaars, maar hebben bij elkaar een paar kwaliteiten (terug)gevonden en misschien (hopelijk) verder ontwikkeld. We hebben waarschijnlijk ook een paar werkpunten (terug)gevonden maar hebben iedere morgen samen ontbeten en iedere avond samen een pint gedronken, gegeten en samen goed kunnen lachen met allerlei zaken die rondom ons gebeurden. Wat moet een mens dan nog meer hebben?

Het was dus een succes op alle gebied en daarom smaakt het naar méér (als we van de hogere instanties mogen).

Ik hoop dat jullie er ook allemaal een beetje van genoten hebben. De foto’s zullen hopelijk het genot verder helpen maar om evenveel te genieten als wij gedaan hebben, zullen jullie de stapschoenen moeten aantrekken. Ik kan alle informatie (met of zonder Tom’s ommetjes) doorspelen.

Dag 7: Van Rifugio Pederue naar Blanden

Om 5 voor 6 loopt de wekker af. Dat is wat nipt als men om 6 uur wil vertrekken maar het meeste zit toch al in de rugzakken. We hebben de bazin van Pederue gevraagd ons ontbijt in een zakje klaar te zetten. We eten dat wel onderweg op.

Het is nog altijd zeer mooi weer en we hopen dat het voor t Nic nog zo een tijdje blijft.

Het verkeer gaat semi-vlot en we blijven rijden tot in Ulm om benzine te tanken. Vandaar gaat het verder met een broodje in het knuistje. Laat eten zijn we ondertussen zeer goed gewoon geworden. We eten uiteindelijk iets in een Burger King langs de autostrade als we al dichtbij België zijn. Deze vestiging van Burger King is in Brohltal. Geef toe, de mensen in het hoofdkwartier van een junk food keten hadden iets zorgzamer kunnen zijn bij de keuze van een vestigingsplaats, maar ja, wisten die Amerikanen veel dat brol junk is.

Van Brohltal gaat het nu in één ruk naarBlanden zonder dat Tom ook maar één seconde het stuur afgeeft. De appel valtniet ver van de perenboom en deze nacht was Ramstein er niet om Tom wakker tehouden.

PS de epiloog en een paar foto’s volgen (kwestie van de aandacht te behouden)

Dag 6 Van Rifugio Tissi naar Listolade en dan naar Rifugio Pederue

Zoals verwacht is de gewassen kledij, ondanks de geïmproviseerde waslijn tussen de stapelbedden, deze morgen niet volledig droog. Het meeste is echter droog genoeg om verder te drogen “aan de mast” terwijl de rest in de rugzak gestoken wordt. Na een rustig ontbijt betalen we de immer vrolijke waardin van de rifugio. Ze is duidelijk beter in grappen maken en in de ambiance erin houden dan in het bijhouden van de rekeningen. Ik moet haar aan verschillende extra’s herinneren die ze dan dankbaar ook in rekening brengt. Op die manier zal ze haar helikopterrekeningen niet kunnen blijven betalen.

We besluiten eerst nog eens een 50-tal meter boven de rifugio te klimmen. Daar staat namelijk een groot kruis en vandaar heeft men waarschijnlijk een mooi zicht op de vallei en het stadje Alleghe. En inderdaad: het zicht vanaf het kruis is indrukwekkend. We staan zo’n 1200 m boven het meer dat we gisteren ook zagen toen we naar Rif. Tissi stapten. Tom noch ik hebben echte hoogtevrees maar het is en blijft impressionant (= niet bevorderlijk voor de grootte van het mannelijk geslachtsorgaan ... alhoewel ik dat aan Tom niet gevraagd heb) zo in de diepte te kijken. Het kan natuurlijk ook zijn dat mijn nog wat klamme (= koude) onderbroek ook een rol speelt.

Enfin, genoeg fysiologisch gespeculeer, tijd om naar Listolade te beginnen stappen. Het is inmiddels 8:30, iedereen is al vertrokken en men heeft ons gezegd dat het ongeveer 4 uur stappen is. Dat zou perfekt moeten uitkomen want we zijn om 12:30 met t Nic en Jaklien in Listolade afgesproken. De bergen zijn goed zichtbaar maar het is bewolkt en zelfs niet erg warm. Dit is bevorderlijk om goed door te stappen. Na een half uurtje hebben we dan ook de Belgen die voor ons vertrokken waren ingehaald en voorbij gestoken. Nog een half uurtje later hebben we ook een groep van 4 Duitse mannen, die ook in Tissi overnacht hebben, ingehaald. We zijn nu in de buurt van Rifugio Vazoller en we besluiten iets te drinken want het zonnetje is er weer doorgekomen en we moeten er toch geen koersje van maken. Vanuit Rif. Vazoller heeft men een perfekt zicht op de loodrechte wanden van de Torre Venezia (> 500 m recht omhoog) en de Torre Trieste (zelfs > 700 m). We maken er een spelletje “Waar is Wally?” van en vinden drie “Wally’s” die de zwaartekracht aan het uitdagen zijn. Ik vraag me eventjes af of zij ook het “nog wat klamme onderbroek effect” zouden ondervinden als ze eventjes naar beneden kijken maar stel me geen verdere vragen, want we moeten verder afdalen. Ondertussen zijn de Belgen ook op de hoogte van Rif. Vazoller gekomen en kunnen we verder samen afzakken. Met Ivo, die bij Janssen gewerkt heeft, wordt de wereld van de farmacie besproken. Met de vriend van Tom (de zoon van Ivo) worden de geheimen van het industrieel maken van frieten ontbloot. Hij werkt namelijk bij Farm Frites. Met Igor kan niet veel gepraat worden want die loopt liever naar beneden. Hij mist namelijk aan beide knieën de helft van de normale hoeveelheid kraakbeen en denkt (hoopt) al lopend minder druk op de kniegewrichten te hebben. We halen Igor aan ieder bergbeekje weer in, want dan zit hij met beide knieën op een soort bidmatje in het ijskoude water. Iedere keer dat we hem bijhalen, rolt hij zijn matje op en begint hij weer te lopen tot het volgende beekje waar hij weer op de knieën gaat, en zo voort en zo verder. Na 3 uur komen we in de Rif. Capanna Trieste aan. Die is per auto bereikbaar en dit is voor Igor dan ook het geschikte moment om de “pijp aan Maarten te geven” en per auto naar Listolade verder af te dalen. Zijn schoonmoeder vervoegt hem, want die heeft ook wat last van een knie. De anderen stappen nog een uurtje door. De omgeving is hier mooi (alhoewel minder mooi dan wat we deze week al te zien kregen) maar de weg is vrij saai (asfalt) ... en de temperatuur begint serieus op te lopen naarmate we lager in de vallei afdalen. Listolade ligt beneden de 700 m.

Om exact 12:30 komen we aan het terrasje waar t. Nic en Jaklien op ons zitten te wachten. Zij zijn al aan het babbelen met Igor en zijn schoonmoeder. We drinken een welverdiende pint / wijn en babbelen over koetjes en kalfjes onder het eten. Toch wel plezant zo eens bekende mensen ontmoeten “op verplaatsing”.

Om exact 2:30 komt een einde aan de pret omdat, zoals met de waardin van Rif. Tissi afgesproken, het minibusje van Taxi Alleghe de parking oprijdt. Gianluca doet naast taxi service ook nog veel andere zaken. Hij is ook ambulancier en lid van het vrijwillige brandweerkorps. Hij heeft dan ook veel te vertellen ... en doet dan ook ... de hele weg (= 2 uur). Hij geeft bovendien toeristische informatie over iedere berg of ieder dorpje dat we passeren en doet dit in een soort Duits dat voor mij niet erg makkelijk te begrijpen is. Misschien zitten er Ladinische (https://nl.wikipedia.org/wiki/Ladinisch) invloeden in zijn Duits. Daarover spreekt onze Gianluca ook en over hoe dit taalgebied meer autonomie zou moeten krijgen, net zoals Sud Tirol. Iets wat volgens Gianluca sterk gesteund wordt door Europa. Hoe divers is Europa toch en hoe artificieel zijn naties en natiegrenzen? Alles waarover Gianluca vertelt vind ik zeer interessant; alleen is het jammer dat ik na een kwartiertje al de eerste symptomen van wagenziekte begin te ondervinden (ik heb nochtans mijn medereizigers gevraagd of ik vooraan mocht zitten). Ik moet mijn aandacht daarom vooral bij de weg en bij de volgende bocht houden en ben erg blij als we uiteindelijk de weg naar Rif. Pederue opdraaien. We rekenen af (240 Euro voor het busje en dus 30 Euro per persoon aangezien we met zijn achten zijn, wat erg schappelijk is voor een 2 uur durende taxirit) en ieder vertrekt naar zijn eigen bestemming: de Belgen richting Tre Cime waar ze morgen nog een kortere wandeling gaan doen (ik wens Igor het beste met zijn knieën), Tom naar St Vigilio om chocolade voor de thuisblijvers te kopen en ik naar onze kamer om wat te bekomen van de rit.

Daarna is het tijd voor een douche met onbeperkt warm water en zonder automatisch afsluitmechanisme na een paar minuten. Het is goed dat er nog relatief propere kleren in de auto achtergebleven zijn. Als Tom van St Vigilio terug is heeft hij een fantastisch idee. Hij stelt voor een pizza te gaan eten. Op aanraden van de bazin van Pederue proberen we Arnold’s uit en dit blijkt een uitstekende keuze te zijn. Zelfs onze pizzoloog Tom vindt de pizza zeer lekker is ... zeker met een goede portie “spicy oil” erover.

Bij de terugkeer drinkt Tom nog een laatste (voor deze reis) weissenbier terwijl ik me concentreer op het schrijven van een paar blogs. Om 12 uur kan ik de laatste blog posten en het licht doven. Nu is het tijd om snel te slapen want we vertrekken morgen om 6 uur.

Dag 5: van Rif. Città de Fiume naar Rif. A. Tissi

De bergen zitten weer helder en het zonnetje schijnt. Niets kan ons derhalve na het ontbijt tegenhouden om er weer tegenaan te gaan. Gisterenavond had het Amerikaans koppel iets gezegd van dinosauriërsporen die ergens in de buurt van onze geplande route zouden te zien zijn. Dit is voor Tom voldoende om een ommetje te suggereren. Ik ga alleen akkoord als we in het ommetje wat hoogtemeters sparen door een zetellift te nemen. Na de 32 km van gisteren die Tom toch ook wat aan de hoge kant vond heb ik het niet moeilijk hem van de waarde van mijn tegenvoorstel te overtuigen. De paden zijn nog spekglad na de overvloedige regen van gisteren en op veel plaatsen liggen nog hopen samengespoelde hagelstenen. Het eerste stuk van de geplande route verloopt vlotjes en ook het eerste stuk van Tom’s ommetje heeft geen speciale uitdagingen in petto. Dat gaat zo tot we aan het pijltje naar de dinosporen komen. Aanvankelijk gaat het steil omhoog op een modderig = glad paadje daarna komen we op een steenlawine waar geen pad meer te bekennen is. Op basis van de GPS waar wel een pad aangegeven staat kunnen we verder en verder klimmen. Ik begin te bedenken dat die dinosporen beter erg de moeite waard zijn wil er geen serieuze impact op mijn humeur zijn. Na een klein uurtje klefferen komen we uiteindelijk aan de top van de steenlawine = voet van de verticale rots van de 3000 m hoge Pelmetto. Daar staat een bordje dat aangeeft dat de rotsblok ernaast afdrukken van dino poten heeft. We zien inderdaad een aantal putten van misschien 15 cm doorsnede in die rotsblok en dat moeten dan de afdrukken van een dino zijn. Het uitzicht van hier over de vallei is wel zeer mooi en ik kan daarom begrijpen dat een dino hier een paar miljoen jaar geleden wat staan trappelen heeft om van het uitzicht te genieten maar dat ik een paar miljoen jaar later een uur geklefferd heb om die pootafdrukken te bezichtigen is “des Gutes zu viel” zouden ze hier vóór WO I gezegd hebben, nu zeggen ze la buona troppo … of zoiets. We eten naast het bordje een koekje om onszelf wat moed in te eten en vatten de afdaling naar het dalstation van de zetellift (800 m lager) aan. Tijdens deze lange afdaling wordt onze vrees dat de zetellift niet werkt bevestigd. Men is namelijk aan 3 weken onderhoudsactiviteiten bezig en er zit dus niets anders op dan weer 600 m op pure spierkracht naar boven te stappen. We beslissen eerst een Cola te drinken in de bar naast de lift … maar die is gesloten omdat het seizoen over is. &@{}#%^*+~.

Was het vandaag geen rustige dag? Gingen we vandaag niet op een normaal uur eten? Daar komt dus niets van in huis want het is al na 2 uur als we in Rif. Coldai op aanraden van de Belgen van gisteren een goulashsoep met brood bestellen. Die Belgen weten natuurlijk niet wat ze gemankeerd hebben door niet naar de dinosporen te gaan kijken maar ze zullen wel “op tijd” in Rif. Tissi aankomen. Voor ons is dit niet 100% zeker dus vragen we hen te zeggen dat wij onderweg zijn.

Na Rif. Coldai gaat het nog een kleine 100 m verder bergop en dan kunnen we de geplande route naar Rif Tissi volgen (geschat op 2.5 à 3 uur) of een ommetje van Tom volgen. Tom’s ommetjes hebben ondertussen wel een kwalijke reputatie maar deze keer heb ik wel zin om zijn redenering te volgen. Hij wil namelijk zo weinig mogelijk hoogtemeters verliezen om de laatste klim van nog eens 150 m naar de rifugio Tissi zo licht mogelijk te houden. Wat me niet aanstaat is dat we om dit plan concreet te maken een paar kilometer door één grote steenlawine moeten. We vorderen slechts langzaam en moeten bovendien een aantal keren door vrij steile sneeuwvelden. De eerste (en grootste en steilste) omzeilen we door voor het sneeuwveld af te dalen en na het sneeuwveld terug op te klimmen. Dit is niet erg productief dus de volgende sneeuwvelden worden (zonder problemen) gewoon met de voeten getreden. Uiteindelijk komen we aan de voet van de klim naar Tissi uit op ongeveer dezelfde tijd als hadden we de normale weg gevolgd. Hiervoor krijg ik natuurlijk de schuld … en terecht: ik had maar rapper moeten stappen en minder dan 2 maal in 2 minuten op mijn bek (= eigenlijk hand en arm, maar dat klinkt minder goed) moeten gaan. Enfin, we zijn er en wat wij gedaan hebben was avontuurlijker dan gewoon het pad volgen.

Eenmaal in de rifugio sluiten we ons aan bij de Belgen die al lustig aan het pintelieren zijn en we kunnen, in afwachting van het beschikbaar komen van de enige douche voor de hele rifugio, met onze nieuwe Belgische vrienden een eerste pint nuttigen. Het wachten duurt zo lang dat we meer dan 1 pint kunnen drinken. Daarmee is nog maar eens bewezen dat Johan Cruyff gelijk had dat ieder nadeel een voordeel heb. Eenmaal een plaatsje in de douche veroverd krijg ik voor mijn jeton een aantal minuten water die ik gebruik om mezelf en mijn kleren te wassen, wat net lukt. In principe is er in Rif. Tissi niet voldoende water om een handwasje toe te laten maar men kan natuurlijk niet beletten dat men tijdens het douches ook kleren wast. Water voor douche, lavabo, keuken, enz. wordt per helikopter aangevoerd, het is dan ook geen wonder dat men strikt is op het water gebruik, laat staan verspilling.

Na het eten moeten we nog van alles bespreken zoals hoe gaan we best terug naar Pederue (de andere Belgen moeten ook naar Pederue maar willen nog naar de 3 Cime rijden voor een tocht overmorgen en willen dus niet te laat vertrekken)? Wanneer spreken we best met t Nic en Jaklien af zodat we een zinvolle babbel kunnen hebben zonder mekaars plannen te veel in de war te sturen? en waar spreken we best af? Passo Duran was de oorspronkelijke bedoeling maar dat is 7 uur stappen waardoor we weinig tijd zouden hebben voor t Nic en Jaklien zonder dat het zeer laat wordt voor ons en voor hen. Als we om 10 uur uit de bar / ontbijtkamer / eetplaats van de rifugio gezet worden zijn we tot de conclusie gekomen dat we best met ons achten in een minibusje van Listolade naar Pederue rijden nadat we met t Nic en Jaklien in Listolade iets gegeten hebben.

Met dit goed pan gaan we tussen de waslijnen die we tussen ons stapelbedden gespannen hebben slapen. Hopelijk is morgen alles droog maar ik vrees ervoor.


Dag 4: van Rif. Nuvolau naar Rif. Citta di Fiume

Laat mij starten met een verontschuldiging bij de trouwe (en zelfs de iets minder trouwe) lezers. Ik heb de laatste paar dagen een grote blogachterstand opgelopen. Soms was er geen tijd om te schrijven, soms was er geen Internet, soms zat ik te babbelen en te pintelieren met mensen die we tegengekomen waren, …. Nu de excuses achter de rug zijn kan het echte werk beginnen.


Vandaag zou een dies horribilis worden. Alhoewel, zo erg was het ook weer niet. Ge moet, beste lezer, dan ook niet ongerust zijn en kunt gerust voortlezen. Het is namelijk een beetje een truuk om jullie aandacht te trekken en zo nu en dan een paar woordjes Latijn geeft cachet. Dat denken bepaalde politiekers ook. Ondanks het feit dat we niet wisten dat het een dies horibilis ging worden besloten we de dag vroeg te beginnen om alles in één dag te kunnen krijgen. Vroeg gewonnen is half gewonnen, nietwaar.

Zoals in de vorige blog aangegeven stond ik dus deze morgen voor de keuze de snelle weg naar beneden te nemen via de via ferrata of een omwegje te maken langs Rif Avalau. Langs Avelau waren we gisteren op weg naar Nuvolau al gepasseerd. Dit maakte de omweg dus minder attractief. Terwijl ik het gebruik van de via ferrata afweeg moet ik denken aan Bertorelli die in de komische serie Allo Allo aan zijn bange soldaten de opdracht geeft uit het vliegtuig te springen. Ze deinzen allemaal achteruit en dan vraagt Bertorelli: “Are you the men or are you the mice?”. Daarop aarzelen de soldaten nog meer waarop Bertorelli zegt: “Then you will be the flying mice”. Bij mij is het ook zo: ben ik een echte man of een grijze muis? Als ik een muis wil zijn dan zal ik een (naar beneden vliegende) muis zijn. Met een klein hartje maar men een air van een echte man kies ik voor de via ferrata. Het ziet er allemaal niet veel erger uit dan wat we tegengekomen zijn op het Kaizersjaegerweg toen we van Lagazuoi naar beneden gekomen waren. Men moet zich inderdaad goed aan de kabel vasthouden, de ondergrond is inderdaad niet altijd stevig, de ladders zijn wat kramiek, de zware rugzak helpt niet, enz maar het is te doen zeker als men voorzichtig is. Na een half uur staan we als echte mannen beneden aan een echt pad. Eeuwige eer zal ons deel zijn.

Ik vind nu wel dat ik naast kranig en verbeten ook moedig als beschrijving verdiend heb. Misschien zou een medaille voor moed en zelfopoffering hier zelfs op zijn plaats zijn. We zullener eens een parlementaire onderzoekscommissie voor oprichten.

Nu staan we snel op de Passo Giau waar duidelijk iets te doen is al weten we niet goed wat. Het Google Street View autootje rijdt hier, hele zwermen motorrijders zoeven de pas op … en weer af, mannen met fluo hesjes lopen rond, fietsers tonen hun beste materiaal, enz. Kortom, allerlei activiteiten maar niet definieerbaar. Van de pas lopen wij het pad naar de top op. Lopen is hier misschien niet 100% accuraat want het is goed steil en het is dus meer klefferen dan lopen. Alhoewel, een paar man lopen me gezwind voorbij (het feit dat ze me voorbij lopen op zich is niet verbazingwekkend wel de snelheid waarmee ze dit doen. Tom, die boven wacht … ge weet wel hij is de geduldige, weet me achteraf te vertellen dat het eentje van Nieuw Zeeland, eentje van Nederland en eentje van Spanje waren en dat ze zich aan het voorbereiden zijn op een marathon hier in de streek. Verder zijn er op de berg ook nog een bende Tawanezen. Die lijken van ieder bloemetje dat in dit gebergte staat een foto te willen nemen. Ze doen het erg grondig dus slagen ze er misschien wel in.

Tot nu zijn we de geplande weg gevolgd maar nu komt het ommetje dat Tom gisteren bekokstoofd heeft. We zouden kunnen rechtstreeks richting Rif. Cittá di Fiume (onze slaapplaats) stappen maar we gaan Lago de Croda bezichtigen. Aangezien tot daar gaan en terug op dezelfde weg stappen “dwaas” is volgens Tom maken we een lus … en wat een lus. Eerst gaan we een paar honderd meter sparen door de hoek af te snijden. Dit is inderdaad korter maar oh zo veel steiler. Het moet bijna op handen en voeten en aangezien dit op mijn leeftijd niet meer zo makkelijk is krijg ik de stokken van Tom. Dit levert hem een bijkomende kwaliteit op. Hij wordt nu naast de geduldige ook de barmhartige. Op zo’n steile helling wordt ik gewaar dat stokken nuttig kunnen zijn en besluit mijn eigen stokken die ik nu al de hele tijd meesleur uit te pakken. Een half uurtje later staan we weer op een nieuwe col (2640 m) en kunnen we de afdaling beginnen. Die is echt niet van de poes want we moeten bijna 600 m dalen over rotsblokken. Van een echt pad is er nauwelijks sprake. We doen er dan ook 2 uur over, wat tot een uitwisseling van ideeën tussen Tom en mij leidt. Honger en vermoeidheid zijn slechte raadgevers bij dergelijke uitwisseling van ideeën dus beslissen we stilzwijgend verder te “wandelen” tot we op 1800 m aangekomen zijn. Daar valt ons de eer te beurt weer naar boven te klefferen. Eerst naar de Lago de Croda waar we in de rifugio (2200 m) wat snelle suikers (Cola) en wat trage suikers (spaghetti) tot ons nemen. Dit is niet te vroeg want het is ondertussen 3 uur geworden. Ik begin al te vrezen dat we niet voor 6 uur in onze slaapplaats zullen zijn … en 6 uur is het moment dat gereserveerde plaatsen weer kunnen toegewezen worden. Ik vraag de waardin van Rif. Lago di Croda naar Rif. Citta di Fiume te bellen om te zeggen dat we zeker komen.

Na het eten gaat het weer verder de berg op tot we een eerste col op 2200 m en een tweede op bijna 2300 m kunnen oversteken. Ondertussen begint het te druppelen. Niet veel … zelfs niet genoeg pour aroser le jardin. We stappen dus gewoon door, zonder regenhoes over de rugzak, zonder paraplu, zonder iets speciaals te doen. De regenbui trekt toch voor ons uit … en sneller dan wij stappen, zegt Tom. Hij heeft een eerste keer in zijn leven (!) geen gelijk want na een paar minuten houdt het op met zachtjes regenen. Nu is het voldoende om de jardin te aroseren. We aarzelen wat maar besluiten nu toch de regenhoes over de rugzak te trekken, kwestie van vanavond droge kleren te hebben. Na 5 minuutjes is het nu voorgoed gedaan met stilletjes regenen. En mocht regen alleen niet genoeg zijn, het begint nu ook te hagelen. Eerst vrij normale bolletjes ijs van zo’n paar millimeter diameter. Nu wordt het tijd voor mij om ook de paraplu boven te halen. De diameter van de hagelbolletjes wordt alsmaar groter. De grootste zijn meer dan 2 cm diameter … voldoende om serieus pijnlijk te zijn bij de medemens die geen paraplu heeft (of die beslist heeft de paraplu die ik hem bij de start van de tocht gegeven heb in de auto te laten liggen). Iedere keer dat de hagel in volle hevigheid toeslaat gaan we wat schuilen onder de bomen. Bovendien is het nu ook aan het bliksemen en donderen. Niet ideaal als men met een paar metalen wandelstokken in de handen onder een boom staat maar we bedenken dat de bliksem ver weg is en de donder zo luid is omwille van de echo tussen de bergen die ons omgeven. Ondertussen zijn de paadjes omgevormd tot echte beekjes en de stukjes pad die niet onder water staan zijn spekglad. Een test voor onze schoenen … en voor ons.

Op 100 m van de rifugio Città de Fiume (zowel de naam rifugio = schuilplaats als fiume = stroom zijn goed gekozen onder de huidige omstandigheden) stopt het met regenen. Drijfnat en op de rand van onderkoeling komen we aan. De GPS klokt de trip af op 32 km en 1100 hoogtemeters (en zonder één millimeter zetellift deze keer). Tot hier zou het voldoende geweest zijn maar we zijn nog niet gans uit onze miserie. Droogcapaciteit is er in deze rifugio niet. In verschillende rifugio’s hebben we schoendrooginstallaties vergelijkbaar met die voor skischoenen gezien. Hiervan is in onze rifugio geen sprake. Ik vraag daarom naar oude kranten maar de waardin zegt dat kranten tegenwoordig digitaal zijn en dat die digitale versies niet geschikt zijn om schoenen te drogen. Humor heeft de dame wel, ik iets minder. Bovendien zijn we de laatsten om te arriveren waardoor we in een kamertje van 2.5 m op 4.5 m met drie stapelbedden één bankje hebben om onze 2 rugzakken weg te zetten, onze kleren te drogen te leggen en spullen die we nodig hebben te etaleren zodat we ze vlot kunnen vinden. Bovendien schieten alleen nog twee bedden bovenaan over. Ik probeer wel nog een onderbroek en mijn kousen te drogen met een haardroger want ik wil niet in de miserie van ongewassen en/of natte kledij geraken. Voor de douche die na 4 minuten stopt heeft men een jeton nodig. Deze 4 minuten zijn echter voldoende om veel frisser en iets monterer achter een weissenbier te gaan zitten. Tom zegt dat hij wel liever eens een Duvel zou hebben maar lijkt toch ook geen probleem te hebben met de weissen. We krijgen lekker eten, geraken aan de babbel met een (tamelijk raar) Amerikaans koppel en met een groep van 6 Belgen (5 Limburgers en een Gentenaar). Met de Belgen klikt het goed en er worden onmiddellijk verhalen van de eerst paar dagen opgedist. Vooral de lijdensweg van één van hen naar Rif. Lagazuoi is een meesterwerk in leedvermaak. De avond wordt afgesloten met een Amaro Erbe en dan is het tijd om in ons bedje te kruipen (voor Tom en mij zeer letterlijk).

Eens zien wie meest snurkt. De volgende morgen wordt ik uitgeroepen tot kampioen maar de stemming is ongeldig omdat het vereiste quorum niet bereikt was.


Dag 3: van Rifugio Col Gallina naar Rifugio Nuvolau

De oorspronkelijke plannen moeten grondig herzien worden omdat we niet in Rif. Lagazuoi (bovenop de berg) maar in Rif. Col Gallina (beneden op de Falzarego pas) slapen. We zouden natuurlijk rechtstreeks van Col Gallina naar Rif. Nuvolau kunnen gaan maar dat is wat te simpel … zelfs voor mij. We beslissen in ieder geval vroeg te vertrekken omdat goed weer voorspeld wordt in de voormiddag en onweer in de namiddag. We moeten dus een tocht maken die lang genoeg duurt om een uitdaging te zijn maar kort genoeg zodat we geen onweer op onze nek krijgen. We besluiten de Noordzijde van de vallei (waar Lagazuoi ligt) terug te beklimmen en daaropvolgend in Oostelijke richting (naar Cortina d’Ampezzo toe) af te lopen. Dan gaan we naar de bodem van de vallei afdalen om dan weer de Zuidzijde van de vallei (waar Nuvolau, onze overnachtingsplaats ligt) op te klimmen. Tijdens het beklimmen van de 500 hoogtemeters langs de Noordzijde komen we de Amerikanen van gisteren, die wel in Lagazuoi konden slapen, tegen en ze kwebbelen nog altijd even veel. Zij stappen naar beneden dus hun gekwebbel is enigszins te begrijpen. Ik stap echter naar boven en heb iedere hap lucht nodig om mijn benen van zuurstof te voorzien. Kwebbelen is er voor mij dus niet bij.

Dit ommetje brengt ons na een tijdje weer op de geplande route. Het is hier erg mooi omdat we de bergen weer van een andere kant zien. De bewering dat het hier een openlucht museum is klopt ook want de bergwanden zijn hier echte Zwitserse kaas door al de tunnels en schietgaten die hier gemaakt werden tijdens de eerste wereldoorlog. Op een bepaald punt draait onze geplande weg naar de bodem van de vallei. Tom heeft echter bedacht dat we beter nog wat verder kunnen trekken om nog een andere achterkant van nog een andere bergketen te zien. Dat is OK voor mij op voorwaarde dat we aan de overkant van de vallei de zetellift naar de Rifugio Scoiatolli nemen i.p.v. de beklimming op eigen kracht te doen.

Het blijkt dat het inderdaad een goed idee was om nog wat verder richting Cortina d’Ampezzo te stappen want het zicht dat men krijgt is spectaculair. Uiteindelijk dalen we af naar Rifugio Dibona waar we de interne mens met een Cola en een croissant wat versterken. Het is namelijk ongeveer 11 uur en we willen het “echte” eten zo lang mogelijk uitstellen … met een gevulde maag klimmen gaat namelijk niet zo goed.

Na Dibona dalen we door het bos naar de bodem van de vallei en stappen dan richting de zetellift. Tom lanceert nog een (laatste?) keer het idee om naar boven te stappen ipv de zetellift te nemen. Ik verwijs het idee resoluut naar de vergeetput. Naar de zetellift stappen lijkt echter eenvoudiger gezegd dan gedaan. Het pad wordt op een bepaald moment dubieus (het staat trouwens niet op de GPS kaart) maar een Italiaan in een blauw marcelleke lijkt vast besloten het dubieuse pad te vervolgen. Terwijl de blauwe Italiaan verder stapt besluit Tom dat we beter het juiste pad, dat aan de andere kant van de rivier ligt, zoeken. De enige oplossing, volgens Tom, is (zonder pad) naar beneden tot aan het riviertje te stappen en op de andere oever (eveneens zonder pad) naar boven te kruipen tot we het “juiste” pad kruisen. Het plan klinkt simpel, de uitvoering is het iets minder. Eerst moeten we door een drassige zone waar onze schoenen op modderbestendigheid getest worden. Daarna moeten we door het riviertje waarbij onze schoenen op waterbestendigheid getest worden. Om te beletten dat ik in het snel stromende water mijn evenwicht zou verliezen haal ik zelfs mijn stokken tevoorschijn … de eerste keer tijdens deze tocht. Tom heeft gelijk: we komen inderdaad uiteindelijk op het juiste pad maar ik krijg ook (= nog meer) gelijk. Ik had gezegd dat de blauwe Italiaan al lang aan een ijsje zou zitten likken tegen de tijd dat wij door de modder en de rivier geploeterd zouden zijn … en wat blijkt? De blauwe zit wel niet aan een ijsje te likken maar hij staat toch wel te blinken aan de zetellift.

Enfin, case closed, we nemen de zetellift en komen 5 minuten later, 11 Euro lichter en uitgerust 300 meter hoger uit. Daar zouden we anders wellicht 1 uur over gedaan hebben. Die tijd kunnen we nu besteden aan een tocht rond de Cinque Tori, een rotsformatie bestaande uit 5 torens die een echte speeltuin voor volwassenen vormen. Op quasi iedere toren zijn alpinisten hun ding aan het doen of te bekomen van hun ding gedaan te hebben of het doen van hun ding aan het betreuren nu ze naar beneden kijken. Op de tour rond de 5 rotstorens zien we nog meer kwartieren van de soldaten en nog meer schietgaten. In één staat zelfs nog een echt kanon van 1911. Allemaal leuke dingen voor de mens maar nu moeten we verder want we moeten nog iets eten, we moeten nog een dikke 300 hoogtemeters overbruggen en de lucht wordt dreigend (zoals het weerbericht voorspelde). Een spaghetti en een minestrone later vatten we het laatste stuk van de dag aan. We moeten beiden weer onze eigenschappen ten toon spreiden. Ik moet uitblinken in verbetenheid want donkere wolken zetten op … en Tom in geduld. Rif. Nuvolau staat bovenaan op een rots maar we geraken er voor er ook maar één druppel hemelwater valt.

Het is kwart voor vier en het probleempje is dat we maar om 4 uur in onze kamer kunnen. Er zit dus niets anders op dan een weissenbier te nuttigen. Men gotta do what men gotta do. Om vier uur mogen we dan van de Canadese bazin onze kamer kiezen. Er zijn, naast een slaapzaal, een aantal kamers met twee stapelbedden. Wij mogen eerst kiezen omdat we eerst aankwamen. We kiezen elk voor een bed onderaan. Daarna worden de regels des huizes uitgelegd. Die zijn niet ingewikkeld maar wel strikt en allemaal geïnspireerd op het feit dat de rifugio zelfstandig moet zijn. Water moet opgevangen en bewaard worden, elektriciteit moet gegenereerd worden, enz. Het Franse toilet en een lavabootje dat als douche dienst moet doen zijn ondergebracht in een soort uitstulping van de rifugio die alleen langs de buitenkant kan bereikt worden. Hopelijk zijn geen nachtelijke expedities nodig!! Van de verhoopte uitgebreide douche komt niets in huis omdat wat (koud) watergesprenkel uit een kraantje dat 10 seconden per druk op de knop loopt het enige mogelijke is. Er worden ook vandaag geen kleren gewassen. Eerst en vooral omdat er geen warm water is maar ook omdat we de gewassen kleren op geen enkele manier droog zouden kunnen krijgen. De wolken zijn namelijk nu echt komen opzetten en de eerste bliksems en donderslagen zijn gevallen.

We delen nog een weissenbier en bekijken de kaart om te beslissen wat we morgen doen. We zitten niet echt op dezelfde lijn. Tom wil langs de via ferrata naar beneden terwijl ik me daarbij niet erg op mijn gemak voel. We hebben geen ervaring met via ferrata’s (ik weet eigenlijk zelfs niet echt wat het is), we hebben geen beveiligingsmateriaal bij en we hebben een rugzak van 12 kg op onze nek. We vragen de waardin hoe die via ferrata is en zij zegt dat ze weet dat kinderen het gedaan hebben en dat ze volwassenen met grote rugzakken naar beneden heeft weten gaan. Hoevelen het avontuur overleefd hebben weet ze niet. Dit is dus niet erg geruststellend maar we besluiten de discussie met een compromis. We gaan morgen vroeg de eerste via ferrata bekijken, valt die mee dan gaan we door (want de tweede is minder erg dan de eerste, zegt de Canadese bazin). Valt het tegen dan keer ik terug en ga ik rond (een half uur stappen) en spreken we ergens beneden af.

Om 6 uur kunnen we ons avondeten á la carte bestellen. De keuze is niet overweldigend maar voldoende want we hebben keuze tussen 3 voorgerechten en 3 hoofdgerechten. We gaan voor lokale gerechten door een soep met knoedel als voorgerecht en een worst met polenta als hoofdgerecht te bestellen. Dit zijn twee zaken die ik normaal niet neem omdat ik er geen allerbeste herinneringen aan heb. In deze streek vind ik echter dat ik lokale gerechten moet nemen en het valt best mee. Net voor het eten geserveerd wordt begint het te stortregenen. Ik loop dus snel naar boven om mijn kleren die ik op een droogrekje gehangen heb om wat te verluchten binnen te nemen. De deur van de kamer naast ons staat open en ik kan dus zien hoe het venster open staat en alles tot in het midden van de kamer kletsnat geregend is. Het Frans koppeltje van kamer naast ons zal vannacht nat slapen en morgen niet veel droge spullen hebben parce que les choses ont pris un peu d’eau horen we de jongen aan het meisje zeggen.

Na het eten is Tom op revanche in het Manillen uit en dat lukt opperbest, grotendeels omdat ik een plankierkaarter ben maar ook omdat ik keer op keer #%^*~kaarten in handen krijg.

Om 9 uur gaan we naar bed na eerst van het toilet gebruik gemaakt te hebben … en wat blijkt? Er is een echt toilet en een lavabo met een echt kraantje dat alleen beschikbaar is voor die mensen die hier slapen (en dus pas om 7 uur opengesteld wordt). Tom leest nog wat en ik typ deze blog die echter niet kan opgeladen worden want het onweer heeft de modem het zwijgen opgelegd. Morgen proberen we de blog op te laden.