Op avontuur in Albanië (en Griekenland en N. Macedonië)

Dag 17: De tweede dag in de jungle

Vandaag is het … een vroege start omdat we vanaf 6:30 de fauna met de kano willen gaan bekijken. Het regent niet, maar er is ook geen zon. We zien een aantal dieren, maar de meeste hebben we al gezien en dus is de spanning wat minder. Na de kanotocht is het tijd voor een ontbijt met een schoteltje watermeloen, een geroerd ei, een pancake en wat tomaten / komkommer salade. Een rare combinatie maar gezond, naar het schijnt. Ik kuis na het ontbijt en voor de activiteit van 10 uur snel wat foto’s op zodat de hoeveelheden beheersbaar blijven. Om 10 uur staan we klaar. Op het menu staat een bezoek aan Mama Aurora, aandachtige lezers kennen haar nog wel van een vorige blog als de leidster van een 38 koppige gemeenschap in de jungle. Zij gaat ons leren yucca brood maken en ze gaat het ons niet alleen leren, we gaan het ook zelf moeten doen (van A tot Z = van yucca wortels opgraven tot yucca brood eten). Mama Aurora woont een 10 minuten per kano stroomafwaarts. Ze verwelkomt ons eerst in het Sisokaans, waar we niet zoveel van begrijpen en daarna in het Spaans. De vertaling duurt een fractie van de Sisokaanse versie, maar heeft wel het voordeel dat we er meer dan de helft van verstaan. We worden daarna naar de moestuin gebracht. Eerst moeten de stammetjes van een aantal yucca planten eraan geloven. Dit doet Mama Aurora zelf. Ik denk dat ze ons niet met een machete in de hand betrouwt. Eens de ruimte vrij is worden twee vrijwilligers gevraagd om de yucca wortels uit de grond te trekken. Gertrude en de Fransman moeten alle hens aan dek halen om de wortels = grote knollen uit de grond te sleuren. Daarna volgen twee nieuwe vrijwilligers. Het kleine Francaiseke en ik slagen er niet in, maar wir schaffen dass met de hulp van een kloeke Duitser. Nu de knollen bovengehaald zijn, moeten ze geschild worden. Ook dit gebeurt eerst met de machete (die wordt hier voor alles gebruikt; een weg door de jungle banen, yucca afkorten tot zijn essentie, yucca knollen schillen en … motoren van tarabita’s repareren). Nadien moet het fijne werk met de blote hand gebeuren. Iedereen die dit doet (ook ik) klaagt nadien van afgescheurde nagels en veel vuil onder de resterende nagels. Hoe dan ook, we dragen onze geschilde buit naar het afdak waar het deze middag allemaal gaat gebeuren. Na de knollen gewassen te hebben ,moeten ze geraspt worden. Opnieuw moet iedereen aan het werk wat resulteert in een hele hoop geraspte yucca wortel en kleine stukjes geraspte vinger van de amateur yucca broodmakers. De meest geteisterde vinger heeft de Argentijnse nationaliteit. De volgende stap is het uitpersen van de pulp met behulp van een rudimentair uitwringsysteem gemaakt van de bast van een bepaalde boom. Het sap wordt opgevangen voor later gebruik en de ‘gedroogde pulp’ wordt nu gezeefd tot een poeder. Dat poeder wordt op een schaal, gemaakt van laguneslijk (= bestaat uit kaolien voor de geïnteresseerden) boven een houtvuur gegoten. Met een houten spatel en een halve bol afkomstig van een vrucht wordt het poeder aangedrukt en voor men het weet is het brood = de taco (ook Kees genoemd) klaar. Iedereen krijgt de kans zo’n brood te bakken en nadien krijgt iedereen een kwart van zo’n “brood” en mag dit beleggen met tuna, bonen, tomaten, gehakt, chilisaus, enz. Ik denk dat mijn kwart brood niet voldoende gebakken is of op bepaalde plaatsen niet voldoende dik is. Wat ook de reden is, midden in mijn “wrap” valt al snel een gat waardoor ik genoopt ben mijn bonen, tuna, etc mengsel onafhankelijk van het brood te eten. Dat is ook geen probleem. Als dessert krijgen we een soort gebakken bananenpasta die bereid is met de vloeistof die uit de geraspte yucca geperst werd en gestampte bananen. Wat taai maar wel lekker.

Tijdens al deze activiteiten, waar iedereen naar godsvrucht en vermogen aan deelneemt, is een heus onweer uitgebroken. Het giet water en dondert en bliksemt maar gelukkig is het dak bijna perfekt waterdicht waardoor alles normaal kan doorgaan. Iemand vraagt Andres of hij weet heeft van Ayuhaska. Andres begint eerst voor een klein gezelschap en daarna voor de hele groep over zijn eigen ervaringen te vertellen. Hij zegt dat hij zelf al 5 keer Ayuhasca gedronken heeft. Het drankje wordt door een shaman (die men betrouwt) gemaakt van lianen en een andere plant (NN) en heeft hallucinogene eigenschappen. Er worden trips (pun not intended) georganiseerd door agentschappen, maar het gebeurt allemaal een beetje in een grijze zone. Het is wel niet illegaal maar er gebeuren toch rare dingen met gebruikers van het goedje tijdens de 6 à 8 uur dat ze niet meer tot deze wereld behoren. Naast de hallucinaties verliest men de meeste of alle controles (maag en allerlei kringspieren) en remmingen. Andres vertelt over shamans die alleen voor het geld het brouwsel maken en piepedada zijn als het spannend wordt (er zijn al doden gevallen) maar dat er ook shamans zijn die de ervaringen ,die ze zelf hebben met anderen willen delen en de zaak consencieus oppakken. Andres zegt dat zijn organisatie trips naar een goede Shaman doet. Die zit echter wel 2 kanovaartdagen ver in de jungle (Sequoya gebied). Het gesprek eindigt wanneer Andres zegt dat het nu voor hem wellekes geweest is en dat hij het waarschijnlijk niet meer gaat gebruiken.

Er worden zoals verwacht ook wat prulletjes te koop aangeboden maar slechts enkelen van ons gezelschap kopen iets. We nemen afscheid van Mama Aurora na haar 5$ per persoon toegeschoven te hebben. Daarmee hebben wij onze ontwikkelingshulpdaad van de dag gedaan (we zullen het Alexander De Croo laten weten) en kunnen we de boeg van de kano stroomopwaarts (richting lodge) richten. We krijgen een uurtje respijt en worden gevraagd om 4 uur klaar te staan voor een kanovaart naar de lagune stroomopwaarts (halverwege de weg naar Puente de Cuyabeno). De speciale interesse voor die lagune is de zonsondergang (daar moeten we niet veel van verwachten want het is bewolkt) en een 8 m lange anaconda die daar ergens zijn nest heeft. Plots roept Andres echter dat hij een roze dolfijn ziet. Roze dolfijnen zijn zoetwater dolfijnen die oorspronkelijk van de Atlantische oceaan komen en de Amazone en zijn vele zijrivieren opgezwommen zijn. Men noemt deze dolfijnen roze maar dat zijn ze alleen maar als ze een tijdje erg snel zwemmen … en dus blozen van de inspanning. Hoe dan ook we zijn allemaal erg tevreden deze dolfijnen te zien want het gebeurt niet al te vaak. Een foto van die beesten nemen is echter een kwestie van puur geluk. Door het troebele water heeft men geen idee waar ze gaan opduiken en als ze opduiken is het maar voor een paar seconden. Men kan ze dus zien, maar voor de foto zijn ze te snel weg. Beste lezer, ge zult ons dus zonder foto moeten geloven dat we die roze dolfijnen ook daadwerkelijk gezien hebben en niet onder invloed van Ayuhasca zijn.

Na de dolfijnen staat een bezoek aan de anaconda op de agenda. We varen over de lagune waar we een heel andere flora en fauna zien tot helemaal aan de andere kant waar we “aan land / modder gaan”. Gelukkig heeft iedereen rubberen laarzen (in het Engels: Wellingtons of Wellies) aan ,want we moeten door modder van 10 à 20 cm diep ploeteren. Bovendien staan kloeke struiken overal verspreid in de moddar. Het is dus een echte hindernisloop en bovendien valt de duisternis (omdat we te lang naar de dolfijnen gekeken hebben) waardoor het een hindernisloop in het halfduister wordt. Bovendien is het umsohnst want de anaconda is piepedada en we zien niets meer dan een afdruk van zijn lijf in de modder. Andres en Nestor (de kano chauffeur) gaan nog wel op zoek in de buurt maar moeten onverrichterzake terugkeren. Nu is het echt donker, wat de terugtocht naar de kano niet vergemakkelijkt … zelfs niet voor onze gids waardoor we met zijn allen veel verder door modder en over wortels en onder takken van struiken moeten krawietelen dan strikt nodig. Na wat zoeken vinden we echter de kano en kunnen we terug naar de lodge, niet zonder eerst de kaaimannen bekeken te hebben. Wanneer Andres met zijn toorts over de lagune schijnt zijn overal oranje lichtjes van oplichtende ogen van kaaimannen te zien. Ik denk dat er minstens 20 à 50 hongerige kaaimannen aan het rondzwemmen zijn in deze lagune. Gelukkig ziet de glasvezel kano er tamelijk stevig uit. Nog maar pas weg van de oever van de lagune duikt een eerste kloeke kaaiman letterlijk op. Volgens Andres ziet die er hungry and angry uit. Het wordt echter nog spannender wanneer we naar een paar oranje lichtjes varen die aan de kant zitten. Die behoren toe aan een vrij kleine kaaiman die wat ligt te rusten. Terwijl Andres zijn uitleg doet springt plots naast hem een zeer grote kaaiman op. Ik zou niet weten wie het hoogst sprong de kaaiman of Andres maar toch besluiten we wat verder te varen en geen rematch te organiseren. Door de oranje lichtjes truc vinden we in een boom ook een slang van de boa familie. Het beest van ongeveer 2 m lang zit op een tak. Andres zegt dat men best niet te dicht bij die beesten komt, want dat ze dikwijls nogal agressief zijn.

Zo varen we van oranje lichtje naar het volgende. We zijn in bewondering voor de kanobestuurder. Hoe die in het donker zijn weg vindt en, nog straffer, hoe die de ondiepe plekken (waar de schroef van de buitenboordmotor uit het water moet gelicht worden) weet zijn is voor mij een raadsel. De fooi van de schipper gaat omhoog. Ik krijg ook meer en meer bewondering voor de eerste Spanjaard die vanuit de Andes de eerste keer de beekjes, riviertjes en uiteindelijk de Amazone afgevaren is tot aan de Atlantische oceaan. Niet dat hij zijn buitenboord motor zo veel zal moeten oplichten hebben maar toch … en dan nog zonder moscito repellent. En dat er moscito’s rondvliegen hoeft geen betoog. Andres schijnt op een bepaald moment zijn toorts recht naar boven en we zien miljoenen insecten in de lichtbundel. Wat een spectakel. Er trouwens niet alleen een licht spektakel. Er is ook een echt concert aan de gang, wanneer iedereen gevraagd wordt één minuutje de stilte te bewaren (zelfs N&E slagen daarin) en alle licht uitgeschakeld wordt. Indrukwekkend dit Amazone orkest onder miljoenen sterren met hier en daar een vuurvliegje.

Terug in de lodge laten we ons een biertje of twee met een lekker stukje kip smaken en kruipen we onder ons moscitonet (voor de veren is het te warm) want morgen moeten we om 6:30 aan de pier staan om met de kano op zoek te gaan naar aapjes.

Dag 16: De eerste hele dag in de jungle

De nacht is vrij zorgeloos verlopen, maar kort voor de ochtend heb ik de indruk dat het begint te regenen. Het blijft niet bij een indruk als ik ook de wind hoor blazen en donder hoor en bliksem zie. Normaal gesproken zouden we om 7 uur een ochtendwandeling doen maar er werd gezegd dat die zou afgelast worden bij regen. We zijn echter wakker en gaan dus toch, zij het met een beetje vertraging, naar de grote ontvangtshut = afdak. Pablo komt aangewandeld met zijn poncho en zegt dat we kunnen vertrekken …. aangezien het maar een “beetje” regent. Het is een privé wandeling want N&E zijn nog in dromenland. Wij hebben geen poncho maar wel een K-Way. Aangezien we zeer traag stappen hoop ik dat we onder de K-Way niet te veel gaan zweten. Dat is een foute assumptie, want het is hier ondanks de regen nog warm en de relatieve vochtigheid is 101%. Met een poncho zou dat probleem niet opgelost zijn maar het voordeel van een poncho is dat het regenwater op de rubber laarzen loopt en niet, zoals met onze K-Way op onze broek, die binnen de kortste keren kletsnat is. Pablo toont ons een aantal kikkers (= amfibieën moeten zich nu in hun sas voelen) en allerlei planten en bomen. Die voelen zich ook goed in het REGENwoud. Dieren met iets meer verstand dan kikkers (= apen, vogels, …) zijn niet zichtbaar omdat die hier of daar schuilen. Bij welke categorie wij horen laat ik in het midden. Bij onze terugkeer naar de lodge krijgen we een lekker ontbijt met fruit, ei, brood, enz. voorgeschoteld. Op het moment dat het ontbijt verorberd is, zijn onze kleren alweer bijna droog. Dat leed is dus geleden.

Om 10 uur vertrekken 14 gasten in 2 boten van elk 10 personen capaciteit. Wij gaan mee tot een plaats waar een peddel kano op ons ligt te wachten. Vandaar gaan wij, via een aantal zijarmen van de rivier waaraan de lodge ligt, terug. Deze keer is Andres onze gids. Hij geeft uitleg over allerhande dieren (vooral vogels) die we onderweg zien. De meeste dieren (incl. weer een luiaard maar deze keer moeilijker te zien) hebben we gisteren ook al gezien. Ondertussen is het weer serieus aan het beteren en tegen de middag schijnt het zonnetje alweer. Dat is heel wat aangenamer dan met de regen, maar als men in het regenwoud is kan men moeilijk verwachten dat het niet regent.

We krijgen een lekkere lunch opgediend. Eerst een groenten soepje met pasta en daarna (tamelijk taai) rundsvlees met een zeer lekkere mosterdsaus. Na de lunch ontspint zich een zeer interessant gesprek met Andres. Hij legt uit dat Draceana eigenlijk de organisatie van Pablo is en dat Pablo met de lodge een gemeenschapsontwikkelingsproject voor ogen heeft. Om dit te verwezenlijken zet Pablo om de 10 jaar een nieuwe lodge op waarbij de oude lodge aan de lokale community overgedragen wordt. Tot 3 jaar geleden had Dracaena een lodge in de buurt van de andere lodges dichter bij de lagune in Quichua land. Die lodge is nu overgelaten aan de Quichua gemeenschap, terwijl de lodge hier in Sisona-land gerund wordt. Mama Aurora (die gisteren op onze boot zat) is de leidster van een 38 koppige Sisona gemeenschap die eigenaar is van het land waarop de lodge gebouwd is. Binnen 7 jaar zal Pablo weer naar een andere plaats trekken om een lodge te runnen, maar de bedoeling is altijd iets kleinschalig en zo authentiek mogelijk te hebben. Dit is de reden dat hier maar beperkt elektriciteit en geen Internet is. Het gesprek belandt natuurlijk ook op olie-exploitatie waarbij Andres uitlegt dat de meeste schade aangericht is in Yasuni Nationaal Park (ten Zuiden van Cuyabeno) en dat dit vooral te wijten is aan het feit dat Yasuni NP een NP is. Daardoor was meer lobbying om boringen toe te laten mogelijk. Cuyabeno is echter een National Reserve waardoor andere regels een rol spelen. De gemeenschappen van Cuyabeno hebben ondertussen gezien hoeveel miserie olieboringen in Yasuni gebracht hebben en zetten daardoor meer in op toerisme.

Nu is het tijd voor een siësta (en de blog) want om 4:30 staat weer een wandeling op het programma. Het plan was om eerst een dutje te doen in de hamma(o?)ck en daarna de blog te schrijven. Jammer genoeg voor mijn siësta zijn N&E niet te stuiten. Ze praten over alles en nog wat en denken bovendien dat alle dieren van het bos geïnteresseerd zijn in wat zij vinden van Ross, Rachel en Phoebe van Friends. Hun getater verprutst mijn siësta en zelfs mijn concentratie op de blog die ik ter hand neem omdat een siësta niet lukt. Om 4 uur besluiten N&E dat ze toch hun tong en mondspieren eens wat rust moeten gunnen en keert de rust voor een half uurtje terug. Dan is het tijd voor een avondwandeling die begint met daglicht en eindigt in het donker. De wandeling brengt geen nieuwe vondsten aan het licht maar Andres geeft wel meer uitleg over wat men hier allemaal kan oplopen aan ziektes overgebracht door insecten (zoals de Ziekte van Chagas en Dengue om Malaria niet te vergeten). Hij spreekt ook over hoe giftig bepaalde dieren kunnen zijn. De Bananenspin blijkt op #1 te staan gevolgd door de Huntsman spin op #2 en de tarantula op #3. De eerste vinden we niet, de tweede en de derde wel. Enfin we leren van alles. Voor mij is de belangrijkste les: veel repellent gebruiken en overal afblijven.

Tijdens het avondeten maken we kennis met een aantal nieuwe mensen ééntje van Argentinië, twee koppels van Duitsland en een koppel van Frankrijk. Gertrude maakt van de gelegenheid gebruik om een aantal straffe verhalen over spinnen en slangen onder bedden te vertellen. Als ik haar vraag waarom ze die mensen schrik aanjaagt zegt ze dat anderen dit met haar ook gedaan hebben. Het is dus haar moment van wraak. Ik hoop dat we een nacht zonder horror stories hebben, zodat we morgen fris en monter om 6:30 in de kano kunnen stappen om een ochtendlijke speurtocht naar vroege vogels kunnen doen. N&E zijn weer druk aan het tateren met een serieuze draai aan de volumeknop. Ik hoop dat men de generator snel gaat afzetten want anders ben ik ervan overtuigd dat ze blijven giechelen. Om kwart na tien valt de generator stil, gaat het licht uit en gaat N&E’s volume naar beneden. Als ze nu maar niet op Duracell batterijen verder blijven werken ....


Het verhaal van de volgende dagen in de jungle komt binnenkort (net als een paar foto's) maar nu gaan we slapen

Dag 15: De tocht naar de jungle en de eerst nacht daar

We worden om 9:30 in het hotel opgepikt. In een ander hotel zitten nog twee jonge dames die ook naar Dracaena Nicky Lodge in de Cuyabeno National Reserve (500’000 ha groot) meegaan. Nathalie is van London maar werkt al 1.5 jaar in Quito als software developer. Ik zou aan haar accent gezworen hebben dat ze van de US is. Als ik haar zeg dat haar Queens English een beetje roest lijkt, is ze niet 100 % happy maar geeft toch toe dat het werken met Amerikanen zich laat voelen. Emily is van Houston. Ze heeft geen typisch Texaans accent, maar ik hou me gedeisd na mijn opmerking over het Queen’s English tegen Nathalie. Emily is al een maand in Peru, een maand in Mexico en een maand in Colombie geweest en is nu al een paar weken in Ecuador. Ze gaat volgende week naar huis (eens moet dat toch gebeuren). Nathalie en Emily zijn een perfecte match. Het is Melrose Place life. Alles is “cool”, “cute” en “to die for”. “Hello, birdie” en “Hey, froggie” zijn niet uit de lucht. Enfin, daar zullen we de volgende dagen moeten mee leven. Het is uiteindelijk 10:15 eer we de tocht naar Puente de Cuyabeno aanvatten. Het begin van de trip is door een vrij lelijk landschap. Later horen we dat tot 50 geleden Lago Agrio quasi niet bestond en dat de hele omgeving uit regenwoud bestond. Nu zijn de meeste stukken land totaal ontbost. Ik neem aan dat dit te maken heeft met de voorbijgaande Eldorado van de oliewinning. Overal staan woningen (of wat er moet voor doorgaan). Die woningen zijn van steen of van hout gemaakt en stralen pure armoede uit. Ik schat dat de helft leeg staat. Tijdens de anderhalf uur durende rit komen we door 4 dorpjes. Ieder van die dorpjes lijkt te bestaan uit een hoofdstraat (en verder geen zijstraten), een kerk (veruit het soliedste gebouw van het dorp), een paar winkeltjes en twee of drie bordelen. Ik vermoed dat, op uitzondering van de tewerkgestelden in de bordelen, iedereen in de petroleumindustrie werkt, want ik zie praktisch geen sporen van veeteelt en van landbouw al helemaal niets.

In Puente de Cuyabeno komen al de National Reserve reizigers samen. Een 30-tal verse toeristen worden afgezet aan de motorbootjes die hen naar één van de 12 lodges in de jungle gaan brengen en de 30-tal terugkerenden stappen in de taxi’s die net de nieuwe toeristen aanvoerden om terug te gaan naar Lago Agrio. Wij krijgen op het terrasje langs Cuyabeno de rivier een Ecuadoraanse versie van een “Bento box” geserveerd. Er is rijst met wat groeten en (nog minder) vlees erin, er is een linzenbrouwsel en een patat. Niet fantastisch, maar goed om de honger te verdrijven. Ondanks het feit dat we niets doen, zitten we te zweten als ossen (ik natuurlijk nog meer dan Gertrude maar dat is niet ongebruikelijk en bovendien gaat de vergelijking voor mij beter op dan voor Gertrude). Wat in feite alleen maar het laden van het bootje met een paar rugzakken en het eten van een hoopje rijst is, duurt uiteindelijk 2 uur, waardoor we pas om kwart voor twee richting lodge vertrekken. Alle bootjes voor de andere lodges zijn dan al weg en wij zitten in de meest afgelegen lodge = wij moeten verst varen = 2.5 uur. Niet logisch maar who cares?

We krijgen echter waar voor ons geld. Zowel de gids Pablo als mama Aurora (van de Sisona stam. Zij moet mee omdat we door het gebied van haar stam varen) als Nestor (de kanobestuurder, van de Quichua stam) kijken zeer goed uit hun doppen. Dit blijft niet zonder gevolgen, want we zien enorm veel dieren. We zien termieten op een levende boom. Pablo legt uit dat die er komen na de jaarlijkse “nuptial flight” en dat de werkers van deze termietenkolonie dagelijks naar beneden moeten kruipen om voedsel te halen van dood hout op de grond. De levende boom wordt enkel gebruikt om op te wonen. We zien een anaconda die Pablo op 2.5 m lang schat. De grootste kunnen volgens hem tot 7 m worden. We zien ook een groep squirrel monkeys. Dit zijn vrij kleine aapjes die van de ene naar de andere boom slingeren. Ze worden vergezeld van een paar capucijn apen. We zien ook vleermuizen op een dode stam. Hun camouflage is zo goed dat het een hele tijd duurt voor ik ze zie ondanks het feit dat ik maar een meter of twee van hen verwijderd ben. Verder zien we ook nog veel vogels van diverse pluimage. De meest opvallende zijn de oropendula’s met hun gele staart en hun hangnesten. We zien echter ook toekans en macau’s en kingfishers en aalscholvers en nog veel andere vogels waarvan ik de naam vergeten ben. Op een stuk boomstam zien we een hagedis van wel zeker een halve meter (zonder staart). Nu begrijp ik waarom Pablo vertelde dat hagedissen door anaconda’s gewurgd worden. Met de hagedisjes die ik voor ogen had zou de slang zich niet in voldoende kleine bochtjes kunnen wringen om de prooi te wurgen. Wat verder op onze boottocht zien we dan plots een heel gewriemel in het water. Wat er juist gebeurt, kunnen we niet zien omdat het water troebel en bruin is, maar plots zien we de rug van een enorme vis. De Arapaima gigans heeft longen (en moet dus bovenkomen) en kan volgens Pablo 3 m lang worden. Hij is op kleinere visjes (piranha’s, bocca chicca’s enz.) aan het jagen. Hoe hij zijn prooien ziet weet ik niet, want de zichtbaarheid in het water kan onmogelijk meer dan 1 cm zijn. Nestor heeft ook een kaaiman langs de oever zien liggen. Het ziet er een stevige knaap uit, maar ook stevige knapen gaan onderuit. Een dode kaaiman met 2 gieren die hem aan het oppeuzelen zijn leveren een beetje verder het levende (?) bewijs daarvan. Het allerspeciaals blijkt een luiaard te zijn. Die dieren ziet men niet zo dikwijls, zegt men. Nathalie en Emily roepen uit dat dit iets “to die for” is. Ik ga het niet doen, maar probeer toch een goede foto te schieten. De luiaard zit erg hoog op een boom wat hem volgens mij niet kwalificeert voor de beschrijving “luiaard”. Bovendien hangt hij niet op zijn Nationaal Geographic’s aan een tak te bungelen, maar zit hij goed verscholen tussen de bladeren, waardoor men maar een donkere vlek ziet. Hopelijk kan ik op de foto’s het gezicht van de luiaard uitvergroten.

Het is uiteindelijk ruim na 5u voor we in de lodge aankomen. We worden wat wegwijs gemaakt in de gebruiken van de lodge (bv. dat er maar vanaf 6 pm elektriciteit is) en krijgen onze hut toebedeeld. Het hele complex bestaat uit 5 kamergebouwen (4 met elk 2 kamers en 1 met 3 kamers. Iedere kamer heeft één dubbelbed en één 1-persoonsbed, waardoor een 30-tal mensen te slapen kunnen gelegd worden). Wij trekken zo snel mogelijk het muskietennet over ons bed en steken alles wat we niet nodig hebben onder het muskietennet van het 1-persoonsbed, omdat we op die manier hopen ongewenste gasten buiten te houden. De kamers zijn namelijk volledig open voor Moeder Natuur en we slapen onder een dak van palmbladeren.

Om 6 uur is de eerste activiteit: een nachtwandeling. We krijgen rubberen laarzen. Pablo heeft een goede looplamp, Nathalie ook maar die geeft er jammer genoeg zeer snel de brui aan, Emily’s lamp is maar een lampje en ons koplampje is ook maar beperkt bruikbaar (eigenlijk alleen maar om te lezen of het toilet te vinden). Hierdoor zijn we allemaal in min of meerdere mate aangewezen op Pablo’s licht maar ondanks deze beperkingen zien we toch erg veel, vooral spinnen van alle maten en gewichten. Sommigen zijn (voor ons) echt schrikwekkend. N&E vinden ze echter allemaal “so cute”. Ik ga het nog op mijn heupen krijgen met die twee, maar doe mijn uiterste best mijn mond te houden. Ik moet wel meegeven dat ze veel beesten zien en er blijkbaar heel wat van weten. Rond 8 uur is de tocht over, spoelen we onze laarzen af en kunnen we aan tafel gaan. Het eten is echt lekker en ook de gesprekken zijn goed. Naast ons zitten een aantal Nederlanders die een aangename verandering van spijs zijn ivm N&E. Er zit in de groep ook een Dilbekenaar, die van op reis gaan een beroep gemaakt heeft. Hij reist iedere maand 3 weken naar alle kanten van de wereld om gedurende de laatste week van de maand een rapport te schrijven en dan weer te vertrekken. Het lijkt ons (en het leek hem) een droomjob, maar hij zegt ons dat het erg lastig is om altijd weg te zijn van de familie (ik kan mij daar iets bij voorstellen, want mijn professioneel leven was niet veel anders; alleen mocht ik alleen vergaderzalen bezoeken ipv toeristische plaatsen).

Na het eten gaan we naar bed door zo voorzichtig mogelijk onder het muskietennet te kruipen. Ik lig aan mijn gebruikelijke kant, waardoor ik niet een paar keer weer onder het muskietennet moet duiken om een bril of de laptop of de Kobo weg te leggen. Onze Nederlandse buren zijn ook in hun bed aan het kruipen maar zij hebben minder geluk met ongedierte dan wij. Opeens horen we het meisje gillen dat er een pad in hun bed zit. Eens dit obstakel opgeruimd is, denken zij (en wij) dat het over is, maar neen, nu wordt het arme meisje aangevallen door een enorme (afgeleid van het volume van haar schreeuw) mot. Uiteindelijk keert de rust terug en kunnen we allemaal redelijk slapen.

Dag 14: Van Mindo naar Lago Agrio (= Nueva Loja)

Gisterenavond heeft het wat geregend waardoor er mogelijks deze morgen wat vochtigheid in de lucht hangt, maar nog voor we het ontbijt (om 7 uur) helemaal verorberd hebben is het zonnige seizoen van vandaag al volop van de partij. Dat is goed, want het wordt een lange dag. We moeten namelijk een 400-tal km rijden en dat op zich is niet het grootste probleem. Een groter probleem (vooral voor die mietjes met zwakke maagjes die niet goed tegen auto’s en boten kunnen) is dat we van een hoogte van 1400 m naar 4000 m moeten klimmen om dan weer af te dalen tot 700 m. Gelukkig moeten we dit niet te voet of met de fiets doen, maar comfortabel (en misschien ziek) in de auto.

We rijden eerst naar Quito (2850 m) waar we nog eens vlug stoppen voor het “officiële” monument van de evenaar. Het monument kan nog niet bezocht worden, want de poorten gaan maar om 9:30 open. We kunnen wel een fotootje door het hek nemen, zodat we van het dit monument ook een permanente herinnering hebben. Mooier (als men van moderne architectuur houdt) dan het evenaar monument is het gebouw van de Unasur naast de ingang naar het monument. Unasur staat voor Union de Naciones Suramericanas, een soort prille evenknie voor de EU. Ik zou hen kunnen zeggen dat ze beter eens goed de gebreken van de EU moeten bestuderen vooraleer verder te gaan, maar het hele gebouw staat jammer genoeg helemaal leeg en er is dus niemand aan wie ik mijn goede raad kwijt kan. Het grote en mooie gebouw wordt maar eens om de zoveel maand (jaar??) gebruikt als er een vergadering van Latijns Amerikaanse staatshoofden is en aangezien Unasur oorspronkelijk een “links” initiatief was (Evo Morales, Hugo Chaves, Lula De Silva, …) en er nu weer meer en meer “rechtse” staatshoofden zijn, gebeuren deze samenkomsten minder en minder. Het lijkt erop alsof ze nu al een paar van de kwalen van de EU (stuur- en besluiteloos, lege gebouwen, …) hebben.

We rijden verder richting centrum van Quito en zien langs de weg een hele rij auto’s geparkeerd staan. Dit doet Christian vragen welke dag we zijn en wat blijkt? Christian mag met zijn auto = zijn nummerplaat niet voor 9:30 in Quito binnen. Men heeft hier namelijk een systeem dat Pico y Placa heet, waardoor op maandag nummerplaten eindigend op 1 of 2 niet tussen 7:00 en 9:30 en tussen 16:00 en 19:00 in Quito binnen mogen. Op dinsdag is dit het geval voor nummerplaten eindigend op 3 en 4 enz. We moeten dus wachten op de parking van een benzinestation tot het 9:30 is want de boetes zijn straf. Bij een eerste overtreding 100 $, een tweede 300 $, een derde overtreding 1000 $ en 1 week in beslagname van de auto, enz. Men denkt dus wel eens na vooraleer in de stad te rijden.

Na 9:30 komen we vrij eenvoudig doorheen Quito en zien in de verte twee majestueuze bergen. De ene is de Cotopaxi die met zijn 5897 m de vierde hoogste van Ecuador is en de andere Antisana die toch ook 5600 m hoog is. Beiden zijn met eeuwige sneeuw bedekt. Vroeger was de eeuwige sneeuwgrens rond de 4800 m, maar de laatste tijd is de sneeuw ook hier op de terugtocht waardoor enkel bergen hoger dan 5000 m nog permanent met sneeuw bedekt zijn. Na Quito komen we op een brede weg (2 vakken in iedere richting) die gestaag naar omhoog klimt. Dit gaat zo verder tot we op een 4000 m hoge pas komen. Daarmee is het dak van deze rit bereikt en van nu af aan gaat het, weliswaar op een smallere weg, even gestaag naar beneden. We rijden door zeer mooie landschappen en wat me blijft verwonderen is dat zelfs op deze hoogte nog steeds bomen groeien. Ik wil toch eens begrijpen waarom bij ons in Europa bomen er al op 2000 m de brui aan geven … de mietjes.

Als we op een hoogte van 3400 m gekomen zijn is het tijd om een pauze in te lassen. We zijn nu namelijk in Papallacta en daar zijn warm water bronnen die we willen bezoeken. Papallacta betekent in het Quichua “het huis van de vader”. Ik denk dat ze bedoelen dat papa het warm water thuis uitgevonden heeft, maar in feite is dit warm water regenwater dat hoger in de bergen door de eerste lagen sijpelt en in contact met lava van de vulkaan komt. Hierdoor kan het opgewarmd uit bronnen stromen zonder dat papa er iets moet aan doen. In de thermale bronnen van Papallacta zijn een 10-tal poelen van verschillende afmetingen, vormen en temperaturen. De kleinste is maar een jacuzzi groot, de grootste is een zwembad van “normale” afmetingen. De warmste poel is 60°C, de koudste 15°C. Ge ziet voor ieder wat wils. Wij verkennen ze allemaal … sommige maar een minuutje om er niet helemaal gekookt uit te zien. De omgeving is wondermooi met overal zicht op de groene bergen kort bij en de witte Antisana erachter.

Rond half één rijden we verder richting Lago Agrio waar we de nacht zullen doorbrengen. Vanaf de 4000 m hoge pas is de weg een erg kronkelende tweevaksweg geworden. Dit wil zeggen dat de design van de weg voor twee vakken was. Op zeer veel plaatsen is de weg echter serieus beschadigd waardoor op plaatsen slechts één of vrij regelmatig zelfs géén vak meer geasfalteerd is. Dit maakt het autorijden hier vrij gevaarlijk. Ik heb niet vlug schrik, maar als men ziet hoe de vrachtwagens en de auto’s hier van achter de ontelbare bochten komen, ben ik toch blij dat wij met een snelle maar toch voorzichtige chauffeur op stap zijn. Meer dan eens wordt Christian voor de keuze gesteld tussen erg hard remmen en in de berm rijden waar grondverzakkingen de helft (of meer) van “ons” vak hebben laten verdwijnen. Hij kiest steevast voor erg hard remmen. Dit is niet goed voor onze maag maar goed voor de rest van ons vege lijf. Het is dan ook geen wonder dat we nu al 400 km aan een stuk bordjes zien staan met de vermelding “Curva Peligrosa”. Iedere bocht is hier gevaarlijk, al 400 km is dat zo. De grondverzakkingen zijn gelukkig meestal aangeduid met oranje signalisatiekegels en worden meestal wel gerepareerd maar er zijn er zo veel dat de weg nooit helemaal in orde is. We zien op een bepaalde plaats zelfs een privé persoon op zijn eentje aan de weg werken, terwijl twee jonge dames (zijn dochters?) met een uitgestoken pet naast hem staan om een beloning voor zijn harde werk te incasseren. Het beeld van één werker voor twee incasseerders roept bij mij onmiddellijk een analogie op die ik niet ga uitleggen, want over België gaan we het niet hebben.

We zien ook een pijplijn langs de ganse weg. Christian legt uit dat deze pijplijn ruwe olie vanuit de Amazone, over de Andes tot aan de kust brengt om daar geraffineerd te worden. Het hele olie-exploitatie verhaal heeft echter een zeer donkere rand en wordt door milieuactivisten het Chernobyl van de Amazone genoemd. Texaco, dat later samenging met Chevron, is er gedurende 28 jaar (sinds de jaren 60) erg vervuilend te werk gegaan. Toxisch afvalwater werd zomaar in de rivieren geloosd, meer dan 1000 open putten (zonder enige afdichting) werden met toxisch afval gevuld en zo maar achtergelaten, enz. Hierdoor stierf alles af waarvan de lokale stammen leefden (jacht en visvangst) en kregen de mensen allerlei vormen van kanker, geboorteafwijkingen, miskramen, enz. Meer dan 25 jaar na deze feiten proberen activisten nog steeds via rechtszaken Chevron te laten opdraaien voor de opkuis en de schadeloosstelling. Tot nu heeft dit nog steeds niets opgebracht. Hopelijk zal de dag komen dat Chevron (en alle bedrijven die zich onverantwoord gedragen) zijn fouten zal (zullen) moeten rechtzetten.

We komen uiteindelijk rond 4:30 in Lago Agrio (= Lake Sour = de plaats in Texas waar Texaco in 1903 gesticht werd) aan. Wij checken in en Christian begint aan de terugtocht naar Quito. Hij is nog niet zeker of hij helemaal terug naar Quito gaat rijden (dat lijkt me gevaarlijk met de duisternis en de vele grondverzakkingen in de weg) of misschien ergens gaat overnachten om dan morgenvroeg naar Quito door te rijden. Wij worden morgen om 9:30 opgepikt om per bootje de jungle in te trekken. Daar blijven we tot zondag 24 september, dag waarop we de geciviliseerde wereld weer binnentreden. Het goede nieuws voor jullie is dat we daar geen Internet verbinding hebben en dat jullie dus kunnen bekomen van mijn geschrijf. Vanaf 24 september (of misschien de 25ste of de 26ste) zullen we weer toegang hebben tot cyberspace en zullen we jullie dus weer kunnen bestoken met allerlei verhalen. Wees voorbereid. Koop niet te veel Joepies, Dag Allemaals e.a. want ge zult ze misschien niet allemaal kunnen uitlezen … wat jammer zou zijn voor de gedane investering.

Hasta luego

Dag 13: Een dagje Mindo

Vandaag wordt het een rustige dag, we beginnen dus pas om 8 uur met een doodnormaal ontbijt. De eitjes laten we voor wat ze zijn, want we hebben al iedere dag eitjes gegeten. Er staat een mooi zonnetje aan de blauwe lucht. De beslissing van Christian om gisterennamiddag niet naar het vlinderhuis te gaan was de juiste. Vlinders zitten namelijk alleen met de vleugels open (waardoor de mooie kleuren en tekeningen zichtbaar zijn) wanneer het zonnetje schijnt. Gisterennamiddag waren we al in het tweede seizoen (= na zon komt bewolking) van de dag gekomen als we naar het vlinderhuis konden gaan. Omwille van de zon deze morgen gaan we eerst naar het vlinderhuis. Nadien zien we wel wat we best doen.

We rijden met de auto een paar km tot aan het vlinderhuis waar zich, zodra we het eigenlijke vlinderhuis betreden, een ongelooflijk spektakel afspeelt. De serre zit vol vlinders en wanneer ik vol zeg / schrijf dan bedoel ik ook vol. Men moet goed uit de doppen kijken waar men zijn voeten zet om niet een paar vlinders rechtstreeks van het vlinderhuis naar het vlinderparadijs te sturen. Hetzelfde geldt voor de paar bankjes die er staan. Men kan niet gaan zitten, zonder een aanslag op het welzijn van een paar vlinders te plegen. Veel van de vlinders zijn spectaculair, maar de allerspectaculairste zijn de Monarch vlinders met hun prachtige, grote blauwe vleugels. Het blauw is echter alleen langs de bovenkant van de vleugels en die is alleen zichtbaar tijdens de vlucht en tot een paar seconden na de landing. Zowel Gertrude als ik doen verwoede pogingen om zo’n Monarch op de gevoelige sensor (wij zijn mee met onze tijd) vast te leggen, maar als het fotograferen van colibri’s gisteren een uitdaging was, dan weet ik niet hoe ik het fotograferen van deze blauwe royals moet benoemen. Hun vluchtpatroon is totaal onvoorspelbaar en er zijn derhalve veel foto’s waarop een muur of een boom perfekt afgebeeld staan, maar waarop de vlinder de sluiter van het fototoestel (veel) te snel af was. Ik maak dan ook dankbaar gebruik van een dode Monarch vlinder die op het vijvertje ligt te drijven, van een Monarch vlinder die net aan het ontpoppen is en dus nog niet kan vliegen en van een kader met een opgezette Monarch vlinder in de shop van het vlinderhuis.

Na het vlinderhuis gaan we naar de tarabita. Dit is het Ecuadoraanse woord voor primitief teleferiekje. We rijden 5 km op een zeer slechte weg tot aan het vertrekstation van de tarabita. Dit station stelt niet veel voor. Het is een open hok waarin een oude vrachtwagen motor op een sokkel gemonteerd staat. De aandrijving van de motor is verbonden met een kabel aan een ijzeren bakje. Dit bakje, met twee planken waarop iedere keer twee personen kunnen zitten, loopt op een dikke kabel die de vallei over ongeveer 500 m overspant. Voor 5 $ per persoon mogen we ons leven wagen. Men is maar één keer jong en dus betalen we 10 $ (Christian mag als gids zijn leven gratis wagen) en stappen moedig in het bakje. De chauffeur van de tarabita (in het motorhok) geeft gas, lost de rem en daar gaan we. Ons plezier is echter van korte duur, want na een honderdtal meter zweven boven de met regenwoud gevulde vallei, begint de motor te sputteren. We schieten een paar keer vooruit om plots weer bruusk stil te vallen. Uiteindelijk stopt het hele boeltje op minder dan 100 m van het eindstation. Daar hangen we dan. Gelukkig komt er snel weer beweging in ons bakje. Jammer genoeg gaat het bakje echter niet meer vooruit, maar achteruit waardoor we na één minuutje of zo weer aan ons vertrekpunt staan. De chauffeur begint onmiddellijk aan de herstelling van de motor. Ik heb er echter geen goed oog in als hij met een machete aan het ontstekingsmechanisme begint te werken. Beelden van van 45 jaar geleden toen ik voorzichtig aan de vis platinés van mijn VW Kever stond te prutsen komen boven. We denken niet dat een machete het juiste gereedschap is om aan een motor te werken en besluiten de vallei te voet te doorkruisen. Het gaat eerst via een mooi, maar vrij steil pad naar beneden tot aan een waterval om daarna weer via een mooi pad en weer vrij steil terug naar boven te gaan. Deze tocht voelt een beetje als een pittige GR wandeling in de Ardennen maar dan bij 25°C en 101% relatieve vochtigheid. Het zweet loopt dan ook vanonder mijn hoed. Voor geen geld wil ik echter mijn hoed afzetten of de knoopjes van mijn hemd openen uit schrik voor de muggen en andere vliegende boosdoeners. Repellent of niet, ik betrouw het niet. Wanneer we bijna aan de andere kant van de vallei zijn, horen we de tarabita weer op gang komen. Waarschijnlijk heeft daar iemand toch een schroevendraaier of iets dergelijks gevonden. Enfin, wij hebben de “oversteek” van de vallei op een alternatieve en meer sportieve manier gedaan. Vanaf het eindstation gaan we nog een drie kwartier verder door het regenwoud tot aan een mooie waterval (Cascada de la Reina). Het pad gaat niet verder en we moeten dus dezelfde weg terugkeren. Dat is niet erg, want de uitzichten op het regenwoud zijn zeer mooi en de planten en bloemen zijn erg kleurrijk. Aangekomen bij het eindstation van de tarabita hebben we de keuze nog eens naar beneden … en naar boven te gaan of de tarabita te nemen. We vinden dat we voldoende gezweet hebben en wagen het erop. Duidelijk zonder problemen, want anders zou ik nu deze blog niet zitten schrijven.

Voor we de laatste activiteit van de dag aanvatten, gaan we iets eten. In een klein restaurantje krijgen we een zeer lekkere lekkere vissoep voorgeschoteld. De soep zit vol stukjes aardappel en yuca, veel stukken tonijn, snippers ui en koriander. We krijgen er ook een zakje gebakken plantanes bij. Christian raadt ons aan die boven op de soep te verbrokkelen. Het is werkelijk zeer lekker en voor 8 $ voor ons drieën kan men niet echt sukkelen. De laatste activiteit is een bezoek aan een chocolade “fabriek”. We krijgen van de gids een zeer uitgebreide uitleg over de bereiding van pure chocolade. Hij legt ook uit hoe cacaoboter, die aan derden verkocht wordt, gemaakt wordt. Die derden maken er dan witte “chocolade” mee door smaakstoffen toe te voegen. Ze maken er ook cosmetische producten mee. Met de pure chocolade maken ze hier zelf dan 85, 73 en 63% pure chocolade door suiker toe te voegen. Bij de 73% chocolade voegen ze ofwel macademia of gember of koffie of chili toe om speciallekes te bekomen. Melkchocolade maken ze hier niet, want dat is alleen voor whimps (gelijk ik). Na de uitleg krijgen we een rondleiding in de tuin waar allerlei planten staan (alleen voor demonstratie doeleinden, want de cacaobonen die gebruikt worden voor de productie, komen van de Noordelijke kuststreek van Ecuador). We krijgen ook een rondleiding langsheen de “Vlaamse productie koterijen”. In ieder van die Vlaamse koterijen staan een paar eigenhandig in mekaar geknutselde machines. Tot slot van de toer krijgen we allerlei chocolade producten te proeven. Er zijn natuurlijk de verschillende chocolades, maar ook een soort Cacao Balsamico en gember honey (beiden een stroperig goedje dat afgeleid wordt van het fermentatiesap van de cacaobonen), en een cacaothee (van de gedroogde schillen van de cacaobonen) en een stukje brownie. Allée, een geslaagd bezoek en een nog meer geslaagde proeverij (het moet niet altijd wijn zijn).

Na een lekker avondmaal (voor Gertrude forel en voor mij een soort gebakken rijst met scampi’s, die ik met Christian deel omdat we gisteren gezien hadden dat Gertrude amper de helft kon opeten) dat ons een hele 18$ (bier inbegrepen) kost, gaan we terug naar ons kamer. Er moet nog serieus geselecteerd worden in de foto’s van het vlinderhuis en er moet aan de blog gewerkt worden, want morgen is het vroeg dag. Er staat immers een vrij lange rit richting jungle (langs de andere kant van de Andes) op het programma. Geen haar op mijn hoofd dat eraan denkt dat ik in de auto aan de blog werk, terwijl we op en neer, links en rechts door de Andes rijden.

Hasta pronto

Dag 12: Van Quito naar Mindo

Vandaag is een trage start. Christian komt ons maar om 9 uur oppikken. Dat is goed want Gertrude heeft een sub-optimale nacht gehad. Misschien is ze wat te enthousiast van de lekkere (maar mogelijks besmette) slaatjes beginnen eten, misschien zit de hoogte haar meer dwars dan wat we gisteren gezien hebben, wat ook de reden was, de nacht was niet fantastisch voor haar. Voor mij viel het allemaal best mee, maar daar ga ik het niet over hebben want dat is niet uitzonderlijk en bovendien wil ik het mes niet al te veel in de wonde ronddraaien.

Het ontbijt is op de derde verdieping van het tot boutique hotel omgebouwde herenhuis (= overdekt dakterras) en voor ons beiden is de klim naar de derde verdieping toch een beetje een uitdaging. Dat is gek want we waren gisteren op onze wandeling rond het meer veel hoger dan vandaag. Misschien is het omdat het ochtend is, misschien omdat we pas uit horizontale positie komen, misschien, misschien, misschien. Uiteindelijk trekken we het ons niet veel aan, eten ons ontbijt netjes op en vertrekken richting Ciudad Mitad del Mundo … waar het midden van de aarde is = waar de evenaar loopt. Erg interessant is dat daar twee musea op 80 m van elkaar zijn. Beiden claimen op de evenaar te staan. Het officiële monument van de evenaar (zie middelste foto boven de blog) staat volgens het alternatieve museum fout. Hiervoor worden verschillende verklaringen gegeven: ofwel heeft de Franse geograaf Charles Marie de la Condamines zich in 1736 wat misrekend, ofwel heeft de evenaar zich over de voorbije bijna 300 jaar wat verplaatst ten gevolge van de processiebeweging van de as van de aarde ofwel nog een andere reden die we nu efkes vergeten zijn. Uiteindelijk is het allemaal niet zo belangrijk want als de evenaar een band van 100 m breed zou zijn zouden beide musea juist staan. De absoluut juiste plaats van de evenaar is nog eens op een andere plaats aangegeven (Quitsato zonnewijzer) en daar gaan we nu niet naartoe. Misschien later.

In het museum dat wij bezoeken zijn er naast een tentoonstelling van evenaar gerelateerde curiosa ook wat etnologische bezienswaardigheden. Zo is er een tentoonstelling over de Shuar stam uit het Amazone gebied, die tot een paar tientallen jaren geleden koppen snelden. Er wordt uitgelegd hoe ze de koppen verkleinden en uitdroogden. Of over de Wuaorani die nog altijd in hun blootje in de Amazone rondhossen. Er wordt uitgelegd hoe ze ervoor zorgen dat hun penis niet in het rond zwiert bij het rondhossen en hoe ze beletten dat penisvissen in hun penis kruipen. Of over de stam “NN” die in de buurt van Quito leefde en die bij het overlijden van hun leider, hem in foetushouding begroeven en hem ook zijn nog levende echtgenote meegaven. Zij kreeg wel een flinke dosis Mescaline van een lokale cactus opgelepeld, waardoor ze toch niet meer van toeten noch blazen wist. Qua evenaar gerelateerde curiosa is de demonstratie van de Coriolis krachten de spectaculairste … maar tezelfdertijd de minst geloofwaardige. “Exact op de evenaar” loopt water uit een waterreservoir zonder draaikolk leeg wanneer de stop eruit getrokken wordt. Als hetzelfde waterreservoir op het Noordelijk halfrond gezet wordt, loopt het water in een tegenwijzerzin draaiende kolk leeg en op Het Zuidelijk halfrond in wijzerzin. Dat is spectaculair en wetenschappelijk juist … maar getrukeerd. Coriolis krachten bestaan inderdaad en zijn de verklaring voor de stromingspatronen van orkanen en taifoens enz op de beide hemisferen, maar zijn veel te zwak om in zo’n rudimentair experiment als hier gedemonstreerd te kunnen worden. De truc bestaat er volgens Christian in dat het water “op de evenaar” reeds een tijdje in het waterreservoir staat, in de reservoir op het Noordelijk halfrond onmiddellijk voor het leeglopen van links gevuld wordt en van rechts voor de demonstratie op het Zuidelijk halfrond. Een gecompliceerde uitleg voor een spectaculair experiment dat op wetenschap gebaseerd is maar eigenlijk “wat vervalst” is. Verdere experimenten bestaan uit het rechtop zetten van een ei op een nagel en uit het blind rechtdoor lopen op een lijn die de evenaar voorstelt. Gertrude is duidelijk beter beslagen dan mij in deze opdrachten. Het ei lukt me nog min of meer maar het blind lopen al veel minder. Hopelijk doet de Ecuadoraanse politie me dit niet doen.

Nadien gaan we naar een (nog min of meer actieve) krater (Pululahua) kijken waarin een aantal boeren toch hun landerijen gevestigd hebben. Hopelijk voor hen blijft de vulkaan nog lang op zijn huidige niveau van (in)activiteit. Van Pululahua gaat het verder richting Mindo. De weg slingert zich langzamerhand verder naar lager gelegen gebieden. De vegetatie verandert dan ook geleidelijk van tamelijk schraal en droog in Quito naar veel weelderiger en rijker / groener richting Mindo. Ik kan de verandering maar met mate appreciëren omdat ik “geen overschot heb” bij al dat gedraai en gekeer van de weg. Gertrude ook niet en die moet dan nog achteraan zitten. Net voor Mindo stoppen we in een zeer mooi hotel. We stoppen niet zo zeer voor het hotel maar wel voor hun tuin. Christian vraagt ons te doen alsof we misschien morgenavond daar willen slapen. Daarom gaan we naar een paar kamers kijken, maar daarna kunnen we in de tuinen rondlopen waar tientallen soorten colibri’s rondfladderen. Sommige hebben prachtige kleuren. Gelukkig vliegen hier honderden colibri’s rond want een goede foto’s van die kerels maken is niet simpel. De autofocus moet razend snel werken want anders zijn ze al weer piepedada. En dan maar hopen dat de belichting OK is. Dat er geen felle zon staat helpt in dit geval. Er zal sowieso een strenge selectie moeten gebeuren … en dan maar hopen dat er nog iets overblijft. Ondertussen doen de colibri’s hun Engelse naam “humming bird” alle eer aan. Het is hier één gezoem en geronk.

Vandaar gaan we naar Mindo, waar we in het hotel Sisasuna inchecken. Er is een centrale plaats voor de receptie en het ontbijt met daarrond afzonderlijke huisjes die elk een badkamer en verdieping (met nog twee éénpersoonsbedden) hebben. Erg mooi in wat anders een erg slaperig stadje lijkt. We gaan in de hoofdstraat voor 4 $ 6 empanada’s eten en wandelen dan richting het “Vlinderhuis” dat we morgen plannen te bezoeken. Christian heeft gezegd dat men normaal op één dag 3 weertypes heeft: zon, wolken en regen. Zon hebben we al gehad, nu krijgen we wolken en dus hopen we dat we thuis zijn voor de regen (… en dat lukt). We spreken af om rond 7 uur te eten in een restaurantje dat Christian kent. We eten er met zijn drieën erg veel en tamelijk lekker met 2 bieren van 500 cc en een halve liter fruitsap voor 21 $. Tegen 8:30 zijn we terug op onze kamer (want er is hier echt niets te beleven ’s avonds) wat mij in de gelegenheid stelt de blog te schrijven en nog wat foto’s te posten.

Goede morgen (... is eens wat anders dan slaap wel en accurater)

Dag 11: Wandeling rond Cuicocha meer, bezoek Cotacachi en terugrit naar Quito

We worden om 8:30 opgepikt door Christian maar laten onze valies in het hotel achter omdat we niet hetzelfde willen tegenkomen als de Franse toeristen gisteren. Ook Christian laat zijn bagage in de receptie achter. Onderweg legt hij ons, naar aanleiding van een aantal mannen en vrouwen die we langs de weg bezig zien, het “minda systeem” uit. Minda is een Quechua (= Inca) woord voor een systeem dat reeds ten tijde van de Inca’s bestond. Het is gebaseerd op het gemeenschappelijk werken aan projecten van algemeen nut. Zo werkten de mensen van een dorp samen aan de aanleg van een weg die voor iedereen nuttig was. Toen de Spanjaarden dit systeem leerden kennen besloten ze dat het perfekt kon toegepast worden voor hun doeleinden. In het “Spaanse” minda systeem werden dorpelingen ingezet voor projecten die voor de Spanjaard in kwestie nuttig was. Minda werd dus het Quechua woord voor slavernij en kreeg een erg negatieve connotatie. Nu wordt minda weer populair en werken mensen samen aan herstelactiviteiten aan de weg of andere zaken van openbaar nut. Teambuilding avant la lettre.

Na een half uurtje rijden zijn we aan de ingang van het nationaal park. Het park is met zijn 243’000 ha zeer groot te noemen en strekt zich uit van iets ten Noorden van Otavalo (waar we nu staan) tot aan de kust. Hierdoor zijn de hoogte verschillen in het park indrukwekkend. Het gaat van 30 m aan de kust tot 4939 m voor de hoogste berg in het park. We gaan vandaag rond het meer (= vroegere krater), dat aan onze voeten ligt, stappen. De totale afstand is iets meer dan 12 km met 640 m hoogtemeters. In het midden van het meer liggen een paar eilandjes die (als men wat verbeelding heeft) lijken op twee borsten en een hoogzwangere buik. Er is dan ook een legende aan de omgeving verbonden. Heel lang geleden (de dieren praatten nog) zou de vrouwelijke berg die boven het meer torent (maar nu in de wolken zit) zwanger geworden zijn van de mannelijke berg langs de andere kant van de vallei (vraag me niet hoe dat gebeurde want ik heb het ook niet willen vragen). Toen de vrouwelijke berg echter te weten kwam dat de mannelijke berg nog andere affaires had, begon ze zo hard te wenen dat een meer ontstond met borsten en een buik boven het oppervlak om aan te geven waarom het meer er is. Voilà, dat weet ge nu ook allemaal.

De temperatuur (het moet zo’n 18°C zijn) is perfekt om te wandelen. Voor adembenemende foto’s zou het wat zonniger mogen zijn (het is bewolkt tot zwaar bewolkt met hier en daar een blauwe plek) maar onze adem wordt al voldoende benomen door de stijgingspercentages die we voorgeschoteld krijgen en de hoogte waarop we ons bevinden (we gaan tot 3560 m). Het valt op hoe verschillend de flora hier is van de Europese. Een paar planten en bloemen zijn oude bekenden, maar er zijn er ook erg veel die we nog nooit voordien gezien hebben. Na 4.5 uur hebben we de toer van het meer gedaan. Het was stevig genoeg om een betekenis te hebben, maar niet zo stevig dat we totaal uitgeput zijn. Met andere woorden een perfecte voorbereiding voor wat ons de komende twee weken te wachten staat.

Nu rijden we naar Cotocachi, de stad van het leder. Christian zegt dat de mensen van Cotocachi jaloers waren omdat Otovalo het zo goed deed met zijn wekelijkse textiel - en dierenmarkt. Daarom zochten ze naar een manier om ook succesvol te zijn. De oplossing was leder. In Cotacachi zijn een 30-tal lederfabrieken en minstens 100 lederwinkels. Men vindt hier letterlijk alles wat van leder kan gemaakt worden: handtassen, portefeuilles, schoenen, laarzen, jassen, ceinturen, enz. Tot mijn verwondering zie ik geen SM outfits. Ik dacht dat die ook van leder gemaakt waren, maar ik ben geen specialist en ook niet specifiek geïnteresseerd. Gertrude daarentegen wel … ik bedoel in lederen jassen en handtassen. Een handtas is binnen de kortste keren aan de haak geslagen. De spullen lijken van goede kwaliteit en zijn niet duur. Een jasje staat haar wel aan, maar de winkel heeft slechts één maat en die blijkt te klein te zijn. We lopen nog een 15 of 20 andere winkels binnen, maar geen enkele heeft een jasje dat nog kan tippen aan het eerste (te kleine) jasje. Ter compensatie koop ik in de laatste winkel waar we binnenstappen een leren jasje. Gertrude mag het eens aandoen als ze met heimwee aan haar jasje terugdenkt.

Nu is het tijd om naar Quito terug te rijden. Het is tamelijk druk op de Panamericana (die in Latijns Amerika van Colombia tot in het Zuiden van Chili loopt). Christian zegt dat Quito meer dan 2 miljoen inwoners heeft, maar dat veel mensen, die voor het werk in Quito wonen, oorspronkelijk van Otavalo of andere provinciesteden zijn. Tijdens het weekend wordt de familie bezocht en op zondagavond gaat iedereen terug naar Quito; vandaar de grote drukte op de weg. Rond 6:30 staan we voor een oud herenhuis in het centrum van Quito dat ingericht werd als boutique hotel. We worden erg vriendelijk ontvangen in een mooi ingerichte leefkamer en dan na de nodige (?) administratie naar onze ruime kamer (met hemelbed) gebracht. Het eerste dat ik doe is de connectie met het Internet controleren. Dat doe ik door naar de website van de Standaard te gaan waar ik tot mijn groot genoegen zie dat AA Gent eindelijk eens kunnen winnen heeft. Nu staat alleen nog een verfrissende douche, een rap wasje, een typisch Ecuadoraans dinner en het schrijven van de blog in de weg van een verkwikkende slaap. 4.5 uur boven de 3000 m zal ons (hopelijk) lekker laten slapen.

Slaapwel

Dag 10: De zaterdagmarkt van Otavalo, de Peguche waterval en muziekinstrumenten

We hebben beiden redelijk geslapen en wanneer de wekker om 6:45 afloopt voelt dit net juist aan (niet te vroeg en niet te laat). Zo zou het altijd moeten zijn. Het opstaan voelt echter wat onwennig. We weten niet of de hoogte of de afwezigheid van de bewegingen van de boot dit veroorzaakt. Misschien beiden maar het is duidelijk dat we beiden “iets” voelen. Niet getreurd echter, een goede douche met ruim voldoende water zal wel soelaas brengen en we hebben alle tijd van de wereld om ons klaar te maken en te ontbijten. Christian komt ons maar om 8:30 ophalen. Het ontbijt is trouwens in een speciale ruimte. Het lijkt wel een omgebouwde kapel met een koepel(tje) met een blauwe sterrenhemel waarin een engel zweeft. Speciaal maar mooi. Over het ontbijt zelf trouwens ook geen klagen.

Het eerste dat we bezoeken is de markt van de dieren. Quasi alle leden van het dierenrijk zijn vertegenwoordigd. Van groot tot klein: koeien, één paard (want paarden zijn duur), lama’s, alpaca’s, schapen, geiten, konijnen, kippen (hennen en hanen waarvan sommige met ontblote borst. Die zijn specifiek voor (onwettige) hanengevechten geprepareerd), eenden, Guineese biggetjes en varkens. Zoveel verschillende soorten varkens heb ik nog nooit samen gezien. Er zijn de roze varkens zoals bij ons (als ze niet onder de modder zitten) maar er zijn er ook zwarte, bruine, gevlekte en gestreepte, met gekruld en met steil haar. Na een half uurtje houden we die markt voor bezien en gaan we de markt in het centrum van Otavalo bezoeken. Hier is alles buiten dieren te vinden. Er is natuurlijk het obligate fruit en de groenten maar er zijn ook kleren en allerlei potten en pannen en dan is er ook nog de handicraft. Vooral de geborduurde bloezen vallen op. Die worden allemaal in (t)huisateliers gemaakt volgens designs die door een paar grote ondernemingen uitgewerkt worden. Het is mooi werk maar we zien daar in België niet direct één van onze nazaten mee rondlopen. Ze mogen met deze gerust zijn. Ze zullen niet moeten doen alsof ze het mooi vinden. Er zijn ook standjes met schilderijen en schilderijtjes en zeer veel standjes met ander textiel (pulls, poncho’s, dekens, sjaals, enz). Alpaca wol is hier erg populair. Deze wol is zeer zacht maar ook duur en daarom meestal gemengd met schaapswol. De markt strekt zich over een groot deel van het centrum van Otavalo uit. We lopen straat na straat tussen de stalletjes door en tussendoor bezoeken we ook nog twee kerken. Geen van beiden is bijster interessant maar in één van de twee is net een huwelijksplechtigheid aan de gang. Iedereen van de familie en vriendenkring is netjes opgetut maar de klederdracht is eigenlijk niet erg verschillend van wat de mensen buiten op de markt dragen. De geborduurde bloezen, de lange zwarte (of grijze) rokken met een witte overrok zijn hier ook overwegend aanwezig.

We ontmoeten Christian na een dik uur op de afgesproken plaats en gaan in een lokaal visrestaurantje eten. Gertrude neemt een vissoep en ik neem ceviche. Christian had mij verwittigd dat de Ecuadoraanse ceviche anders is dan de Peruaanse (die met allerlei soorten rauwe vis, ui, tomaat en limoen gemaakt wordt). De Ecuadoraanse versie is met dezelfde ingrediënten maar met gekookte scampi’s ipv rauwe vis. De reden voor de scampi’s is dat Ecuador veel scampi’s produceert en de reden voor het koken van de scampi’s is dat de Ecuadoraanse dienst van volksgezondheid het koken verplicht maakte na een cholera epidemie enkele jaren geleden. Het hele festijn kost 14 $ (2 flesjes water inbegrepen).

De Peguche waterval is het volgende agendapunt. Deze waterval ligt net buiten Otavalo en is op deze zaterdagnamiddag vrij druk bezocht. Onderweg praten we over het Ecuadoraanse onderwijssysteem. Christian legt uit dat men hier verplicht van 7 tot 18 jaar naar school moet. Als kinderen niet opdagen op school worden de ouders een verwittiging gegeven. Bij een tweede verwittiging komt er ook een boete. De boete wordt stelselmatig hoger bij een derde en vierde verwittiging. Een vijfde verwittiging is er niet. In plaats daarvan worden de ouders het hoederecht over de kinderen afgenomen. Dit (zij het vrij repressief) systeem zorgt ervoor dat het analfabetisme tot 5% teruggedrongen is. Voor mijn part krijgt Ecuador hiervoor goede punten al zegt Christian erbij dat alleen het onderwijs in publieke scholen gratis is … en dat die publieke scholen geen al te beste reputatie hebben. Dat is dan weer minder gunstig. We komen nu aan de parking van de Peguche waterval en stappen tot aan een uitzichtpunt. Het is maar een klein wandelingetje en dat is net goed om ons een beetje te laten wennen aan de hoogte (we zitten hier op ongeveer 2800 m). We hebben voorlopig geen last van hoofdpijn of overdreven kortademigheid. De zeebenen lijken ook weggeëbd te zijn. Laat ons hopen dat het zo blijft. Aan de parking trakteert Christian ons op een Colada Morada (= paars mengsel). Dit is een dik en warm drankje op basis van aardbeien, braambessen, bosbessen, ananas, kaneel, kruidnagel en wat suiker. Niet slecht.

Op de terugweg naar het hotel stoppen we bij een muziekatelier. De man maakt daar allerlei instrumenten. Eerst zijn er natuurlijk de panfluiten in allerlei groottes en vormen maar hij maakt ook van die kleine (Boliviaanse?) gitaartjes met 10 snaren. Ik overweeg nog even zo’n simpel panfluitje te kopen maar als ik hoor dat hij voor 5 bamboestukjes die hij in 1 minuut samenbindt 5 $ vraagt is mijn kooplust bedaard. Op de markt werden dezelfde fluitjes voor 1 $ aangeboden. We gaan nu terug naar het hotel en daar horen we dat een groep met Franse toeristen, die we deze morgen bij het ontbijt gezien hebben, deze middag bestolen zijn. Het busje, waarin hun spullen voor de namiddag en allerlei waardevolle zaken (paspoorten, geld, elektronica, enz) zaten, was opengebroken en alles was verdwenen. Wij weten hoe dat voelt, maar veel meer dan ons medeleven betuigen kunnen we niet. Ecuador heeft een vrij goede reputatie op gebied van veiligheid ivm de omliggende landen zoals Colombia of Peru of Bolivia maar daarmee is nog maar eens bewezen dat men altijd moet opletten en dat het zelfs kan gebeuren als men oplet. Terug in onze kamer installeren we ons voor de open haard en daarna in bed bij onze warmwaterkruik tot morgen een nieuw dag nieuwe belevenissen zal brengen.