Op avontuur in Albanië (en Griekenland en N. Macedonië)

Dag # 8: Rouvroy – Buzenol

Het begint een traditie te worden om te ontbijten om 7:30. Dit geeft ons de gelegenheid de zaken rustig aan te pakken en toch voor 9 uur op stap te zijn, zelfs als we eerst een eindje met de auto moeten rijden (om de GR weer op te pikken waar we hem verlaten hebben). Vanmorgen is het tamelijk fris (9°C om 9:00) maar er staat weer een heldere blauwe hemel. Als het waar is dat men niet mooi moet zijn om chance te hebben dan moeten wij wel erg lelijk zijn. Als we dan The Good, the Bad and the Ugly zouden zijn dan wordt het hoog tijd dat we bepalen wie de Ugly is. We houden dit in een binnenskamerse discussie. De eerste paar km van de tocht vanuit Rouvroy zijn op een vroegere spoorwegbedding (RAVeL in Wallonie genoemd als afkorting van Réseau Autonome de Voies Lentes) maar al snel laten we de relatief vlakke spoorwegbedding achter ons en beklimmen een helling waar de trein zou op staan kijken als op een koe (het moet niet altijd de koe zijn die naar de trein staat te kijken). Tijdens de beklimming valt ons ook een zure geur die in de lucht hangt op. Die was gisteren ook al opgevallen, maar deze morgen denken we een verklaring gevonden te hebben. In de vallei staat een groot (volgens Mr Google 360’000 ton cellulose pulp per jaar)houtverwerkend bedrijf (Burgo Ardennes). Mr Google weet ook dat er veel te doen is in de streek over geurhinder veroorzaakt door het bedrijf. Dat weten we dus nu ook weer en bovendien weten we nu ook dat we geen Covid-19 hebben want anders hadden we waarschijnlijk niets geroken.

Deze helling omhoog en afdaling achteraf brengt ons in het mooie Torgny, het meest zuidelijke dorpje (van 200 inwoners) van België. Alle huizen zijn min of meer in dezelfde stijl gebouwd met iedere keer het bouwjaar in het linteel boven de voordeur. De oudste huizen (in het centrum van het dorp) dateren van eind 18de eeuw en gaan zo verder tot midden 19de eeuw voor de huizen ietwat meer in de periferie van het dorp. Het dorpje kan, naast mooie huisjes / boerderijtjes ook bogen op drie wijngaarden waarvan de grootste 5 a 7000 flessen per jaar (!!!) produceert. Wereldspelers kunnen ze op gebied van kwantiteit niet genoemd worden, maar misschien op gebied van kwaliteit wel???

Na het bezoek aan Torgny keren we (via een andere weg) weer naar het noorden om zo uiteindelijk in St Mard (een stadje in de “agglomeratie” van Virton, hoofdplaats van de Gaume streek met ook maar een 3000 inwoners) aan te belanden. Het is half een en dus besluiten we een picknickplaats te zoeken. We hebben geluk deze keer want we vinden een parkje met een kiosk in het midden en errond een paar banken waarvan er één beschikbaar is en bovendien in de schaduw. Dit is dus een drie sterren picknickplaats voor een warme dag die het ondertussen weer geworden is. Na de picknick steken we de samenvloeiing van de riviertjes de Virre en de Tonne over waardoor we ook weer weten waar de naam Virton vandaan komt. Reizen om te leren heet dat!. Nadat Wilfried nog een kaartje of twee van Virton gekocht heeft beginnen we aan de laatste 11 km van de dag. We laten (met wat tegenzin) weer de wijdse landschappen achter ons om weer meer in het bos te stappen. Het voordeel hiervan is dat we wat beschut zijn tegen de warmte maar het nadeel is dat de uitzichten beperkt zijn tot bomen en nog eens bomen.

Op een bepaalde plaats zien we een aanduiding “Sentier des Songes”. Dat hebben we aan het begin van onze tocht aan de oevers van de Lesse ook al eens gezien. Toen waren het een aantal beeldhouwwerken die aan de oevers van de Lesse opgesteld stonden om de tocht iets extra te geven. Nu is dat niet anders. Bovendien blijken we in de Vallei van de Zigomars aanbeland te zijn. De Zigomars zijn een broederschap die een chalet uitbaten in het vallei waarin we lopen. Boven de deur van de chalet staat een grote Z gekerfd (ik dacht eerst dat Zorro hier langs geweest was maar gelukkig staan er informatieborden die een en ander wat duidelijker (???) maken). De Zigomars organiseren iedere 1ste Mei een groot bosfeest waarin bosfeeen en trollen ten tonele gevoerd worden en Maitrank (witte wijn geparfumeerd met Onze Lieve Vrouw bedstro) gedronken wordt. Een paar km voorbij de Zigomars vinden we onze eigen bosfee = de “chauffeuse van de bezemwagen” terug die ons veilig naar het terrasje van La Sapiniere brengt waar we niet met maitrank maar met Orval onze dorst kunnen lessen. We reserveren er ook een tafeltje voor vanavond want de keuken van het hotel waar we deze nacht verblijven is op maandag gesloten.

Na een deugddoende douche gaan we eten in La Sapiniere om daarna naar Terzake en de Afspraak te kijken. We willen namelijk op de hoogte blijven van de laatste ontwikkelingen in de Wetstraat. Benieuwd wat daarvan komt (of meer waarschijnlijk: niet komt)

Reacties

Reacties

jef

Net terug uit Kenya (wordt ook nog een verhaal) stel ik vast dat jullie ook op stap zijn. Geniet van het mooie weer!

Lina

Heerlijk die Orval... en mooi de abdij, nietwaar?! Ik heb ze ook al 2 keer bezocht.... en een kartonnetje Orval meegenomen naar huis :-)
Tja... waarom stappen jullie nu eigenlijk? Heb je dat al besloten?
Geniet er nog maar van!
Groetjes

{{ reactie.poster_name }}

Reageer

Laat een reactie achter!

De volgende fout is opgetreden
  • {{ error }}
{{ reactieForm.errorMessage }}
Je reactie is opgeslagen!